Gunst, Frans Ghristiaan
De onafhankelijke Vrijmetselaars- 1^^^
loge Post Nubila Lux te Amsterdam
1
^SÜ
DE ONAFHANKELIJKE
YEIJMETSELAAES-LOGE
POST NUBILA LUX,
TE AMSTERDAM.
i
Geschiedenis van haar wording en dertigjarig
bestaan.
NAAR AUTHENTIEKS BRONNEN BEWERKT.
DOOR
F. GUNST,
Voorzittend Meester van bovengenoemde Loge.
lêPst© Afle^^ertag»
HAARLEM,
W. C. DE GKAAFF.
l^BRARy-
1'i
%<7yoF^o^'^
^^■^i
In het jaar 1847 deed wijlen Br.-. Dr. M. S. Polak den eersten stap, om
de hervormende hand te slaan aan de Vrijmetselarij, die in Nederland
toen slechts in naam bestond. Door zijn wijsgeerige studiën was, volgens
zijn meening, de overtuiging in hem levendig geworden, dat er niets edelers,
grooters en van meer beschavenden invloed op de maatschappij be-
stond dan de Orde der Vrijmetselaren, maar hij had tevens de meer
dan treurige ondervinding opgedaan, dat geen menschelijke instelling
zóó verbasterd, en van haar oorspronkelijke grondstellingen afgeweken
was, als de Vrijmetselarij. Van daar, dat van de twintig nieiiw aangenomen
BBr.'. nauwelijks één zich aangetrokken gevoelde, om voortdurend de
Logewerkzaamheden te bezoeken, van daar, dat een menigte practische
mannen, en daaronder uitstekende geleerden, over groote leemten klaagden,
die bij de werkzaamheden in de Loge bestonden, en dat van alle kanten
beweerd werd, dat de Vrijmetselarij zichzelve overleefd had, en dus niet
meer in het kader van onzen tijd paste.
Vol geestdrift voor de heilige, met de gesehiedenis»"der ontwikkeling
van het menschelijk geslacht nauw veibonden zaak der Vrijmetselarij, die,
volgens zijn en veler meening, als ^-tot den mensch behoorende, ook met
den laatsteu mensch haar einde zal bereiken, en aangemoedigd door eenige
vrienden, ontwierp uu Br.\ Polak een adres aan den Grootmeester-Nationaal,
Prins Frederik der Nederlanden, waarin hij de volgende vier vragen
behandelde :
1°. Wat is het doel der Orde, en welk haar wetenschappelijk, aan dit
doel geëvenredigd standpunt?
2°. Door welke middelen tracht de Orde haar grootsch doel te bereiken,
en zijn die middelen al of niet doelmatig, al of niet bestaanbaar
in, en overeenkomstig met de behoeften van de tegenwoordige eeuw?
3o. Waarom gaat dan, — deze middelen op zichzelven doelmatig
zijnde, — des ondanks het groote doel verloren ? Waarom kwijnt
de Koninklijke Kunst?
4°. Welke resiütaten leveren deze bespiegelingen op, en wat kan, wat
moet er tot opbeuring en herstel der heilige Orde gedaan worden?
— 2 —
Toen dit stuk afgewerkt was, las Br.*. Polak het aan verscheiden zijner
vrienden voor, teneinde hun oordeel te vernenaen, en nadat deze hem
eenparig aangemoedigd hadden, deze denkbeelden openlijk ter kennis van
alle BBr.-. Vrijmetselaars te brengen, schreef hij in Juli 1847 in het
lokaal FruHcati te Amsterdam, een macounieke Vergadering uit, en droeg
daar, in den vertrouwden broederkring, dat stuk voor, na vooraf den aan-
wezigen BBr.-., — twintig in getal, waarlijk geen blijk van groote belang-
stelling ! — met de omstandigheden te heblien bekend gemaakt, die hem,
na een jarenlange volhardende weigering, om zich aan het hoofd eener hervor-
mende beweging te plaatsen, eindelijk tot dezen openbaren stap geleid hadden.
Deze voordracht ') had op alle aanwezigen een diepen indruk gemaakt,
en nadat Br.-. Polak het geheel aan hun oordeel overliet, of zij meenden,
dat hij de zaak verder moest laten rusten, dan of zij verlangden, dat hij
haar, — natuurlijk met hun medewerking en ondersteuning, — tot verdere
ontwikkeling en rijpheid zou brengen, verklaarden thans alle aanwezigen,
als uit één mond, dat hij het plan, om op zoodanige grondslagen een
nieuw Loge te Amsterdam te stichten, niet moest opgeven, en dat hij
dientengevolge, daar het hier een zaak van zulk een hoog belang, dus een
levensvraag voor de Orde gold, deze Vergadering echter te klein was, om
over zulk een gewichtig iets een afdoend besluit te nemen, onverwijld
een tweede Vergadering moest oproepen. Br.-. Polak beloofde dit te doen.
Veertien dagen later werd er dan ook in hetzelfde lokaal een tweede
Vergadering gehouden, die echter door weinig BBr.-. meer, dan de vorige,
werd bijgewoond. Daar Br.-. Polak zich nu volkomen van zijn verplich-
tingen tegenover zijn BBr.-. meende gekweten te hebben, deelde hij den
aanwezigen onbewimpeld mede, dat hij, thans door de ondervinding zelve
overtidgd, van de weinige belangstelling welke de BBr.-. voor alles, wat
de Orde betrof, aan den dag legden, het besluit had genomen, de zaak
op te geven, en het dus den BBr.., zelven overliet, met den toenmaligen
staat van zaken in de Orde, en den in- en mtwendigen toestand der Loges
al of niet tevreden te zijn.
Li plaats van in dit besluit te berusten, drong men nu nog meer dan
vroeger bij hem aan, zich niet aan de zaak te onttrekken, aan den goeden
wil der BBr.'. niet te wanhopen, en nog een derde Vergadering op te
roepen, terwijl de aanwezige BBr.-. beloofden, zooveel in hun vermogen
was, de hun ])ekeude BBr.. tot het bijwonen dezer Vergadering aan te moe-
digen, en zorg te dragen, dat deze derde Vergadering wat talrijker dan
de twee vorige vergaderingen zou bezocht worden. Ook aan dit verlangen
voldeed Br.-. Polak zonder aarzelen, en in een aankondiging in het
') In het jaar 1851 bij Gebrs. Diederichs te Amsterdam in druk verschenen, onder
den titel : Wat gaf aanleiding tot en wat waren de beweegredenen voor de stichting
der nieuwe Frijmetselaarswerkplaats „Post Nubila Lnx," in het Oosten van Am-
sterdam, enz.
— 3 —
Handelsblad werden de Bl^r.-. ter bijwoning eener derde Yergadering,
welke in de tweede helft d(>r maand Juli plaats zou hebben, opgeroepen.
lutusschen was onder de BBr.". reeds het gerucht verspreid, dat Br.-. Polak
van gewichtige plannen zwanger ging, en het voornemen had opgevat om
de Orde weer in haar oorspronkelijke reinheid te herstellen. Dit genicht
was ook den Voorzittenden Meesters der vijf te Amsterdam gevestigde
Loges ter oore gekomen, en verontwaardigd, dat een Broeder het had
durven wagen tegen de in hun werkplaatsten binnen geslopen, de geest
en strekking der Orde doodende dwalingen en misbruiken openlijk en
krachtig op te komen, namen eenigen hunner het besluit, om deze zaak,
zonder zich te verwaardigen, haar eerst behoorlijk te onderzoeken, in
haar geboorte te smoren.
Om nu dit alles behalve broederlijke en maconnieke besluit, met kracht
ten uitvoer te brengen, werden twee BBr.'., beiden rechtsgeleerden, namens
deze Yoorz.'. MMr.'. naar die Yei'gadering gezonden, met last daar al
hun krachten in te spannen, om het dreigende monster, den nek in te
knijpen.
Van dit alles onbewust was Br.'. Polak natimrlijk op zoo iets niet
voorbereid, toen hij zich op den vastgestelden avond, vol vertrouwen naar
de Vergadering l)egaf. Vóór dat de Vergadering, die dezen keer vrij
talrijk bezocht was, geopend werd, riep men Br.'. Polak naar ])uiten,
daar iemand hem wenschte te spreken. Tot zijn verbazing ontmoette
hij in de voorzaal wijlen Br.'. J. D. Lulofs, toen Voorz.'. Mr.', van de Loge
la PaLv, en, als Groot-Officier, ook lid van het Groot-Besogne, die hem
pertinent afvroeg, wat hij eigenlijk in zijn schud voerde. Br.'. Polak
verzocht hem toen dringend, binnen te komen, en zijn voordracht te
hooren, die hem beter, dan alle loopende genichten omtrent deze zaak,
op de hoogte van zijn plannen zou brengen. Br.'. Lulofs, die blijkbaar
zich ten doel gesteld had te handelen en niet te onderzoeken, weigerde
zulks en verwijderde zich.
Nadat de Vergadering geopend was, gaf Br.'. Polak een kort verslag
van de omstandigheden, die hem bewogen hadden, deze openbare stappen
te doen, na andermaal verklaard te hebben, dat het zijn voornemen was,
een nieuwe Loge in het Oosten van Amsterdam te stichten, daar zijns
inziens, elke verbetering in de bestaande Loges, ondenkbaar, en het bouwen
op vermolmde grondslagen, over het algemeen, verloren arbeid ware; dat
dus de uitkomst en het welslagen der onderneming geheel en al van de
eerste schrede afhing.
Met het oog daarop herinnerde hij den aanwezigen BBr.'. de bepalingen
van het Wetboek voor de Vrijmetselarij in Nederland, voor allen, die in
het Groot-Oosten van Nederland een Loge stichten, en om een Con-
stitutie van gemeld Groot-Oosten aanzoek willen doen, de bepaling name-
lijk, oin te dien einde een door zeven Meesters eigenhandig onderteekend
verzoekschrift aan den Grootmeester-Nationaal te doen toekomen, en hij
_ 4 —
eindigde met de verklaring, dat deze voorlezing, alleen geschiedde, met
het doel, om allen, die zich met de in zijn voordracht ontwikkelde denk-
beelden konden vereenigen, uit te noodigen dit stuk met hem te ondertee-
kenen, ten .einde het, ter verkrijging eener Constitutie, volgens de wet, aan den
Grootmeester-Nationaal te kunnen opzenden. Na deze kort einleiding droeg
Er.-. PoL.vK andermaal zijn verhandeling voor.
Nauwlijks echter had hij zijn voordracht geëindigd, of hij werd door
een der afgezonden BBr.., met voorbijgaan van al het zakelijke, op een
zeer personeele wijze aangevallen. Nadat deze Br.', ongeveer een halfuur
gesproken, maar het wezenlijke van Br.-. Polaks ondei-weii^ zorgviddig
onaangeroerd gelaten had, verhief zich de geheele Vergadering, die door
sprekers schijngronden opgewonden was geraakt, op een zeer onstuimige
wijze, zoodat de door Br.-. Polak's voordracht gemaakte indnik spoor-
loos scheen uitgewischt, en het doel van de zending der tegenstanders
volkomen bereikt scheen.
^Vien zidk een sueUe overgang bevreemdt, kent een groot gedeelte der
zich noemende Vrijmetselaren niet, en weet niet, hoe weinig zij in de
Orde tot denkende wezens gevormd worden ! Deze bevreemding zal ech-
ter ophouden, wanneer hij weet, dat mannen, die zich vrije mannen noe-
men, als schooljongens voor de plak beven, en zoo weinig achting voor
lum eigen mannelijke waarde hebben, dat zij zich als kinderen laten ver-
bieden de Loge Post Ntibila Lux te bezoeken, en liever besluiten aan dat
gebod te gehoorzamen, dan zich aan het «Beproeft alle dingen en behoudt
het goede" te houden, en persoonlijk tusschen recht en onrecht te
onderzoeken.
De opgewondenheid was echter slechts van korten -duur, en verdween
weldra geheel, nadat Br.-. Polak in een uitvoerige wederlegging het geheele
luclitkasteel van zijn aanvaller had omvergeworpen, en tevens helder en
diddelijk de onwaardige, onreine, diep beneden profaan gezonken grond-
slagen had aangetoond, waarop het zoo deerlijk saamgeflanst gebouw was
opgetrokken geweest. Nauwelijks had Br.-. Polak geëindigd, of er stak
een storm op, tlie voornamelijk boven het hoofd van zijn tegenstander
een onweersbm samenperste, die in profane handgemeenheid dreigde los
te barsten. In het besef, dat slechts een snelle en krachtige tusscheukomst
liier nog maar alleen in staat was een hevige uitbarsting der hartstochten
te verhoeden, vroeg Br.-. Polak andermaal het woord, en toen de noodige
stilte verkregen was, zeide hij met bewogen stem: //BBr.-.! Het was
volstrekt mijn doel niet, hartstochten te ontvonken ! Mijn bedoeling was
veeleer u de eenige, ware middelen te doen kennen, om onze driften met
des te zekerder gevolg te bestrijden, en die, — naar de echte leer der
Orde, — tusschen Passer en Winkkliiaak te beperken! Heeft nu, mijn
voordracht, ofschoon geheel onafhankelijk van mijn wil, een geheel tegen-
overgestelde uitwerking te weeg gebracht, dan is het plicht, heilige plicht,
om het middel, dat zijn doel geheel gemist, een geheel tegenovergestelde
— 5 —
werking- voortgebracht, en het geweld der hartstochten, en wel onder
Ordesbroedereu, ontketend heeft, zoo al niet als een verderfelijk, dan ten
minste als een ongeschikt middel te beschouwen, en ter zijde te stellen. Im-
mers, dat ik van mijn kant slechts Waarheid, Licht en Liefde bedoeld
heb, dit kan wel mij, individueel, voor het hier gel)eurde in mijn zelfge-
voel schadeloos stellen, maar het zou, wilde ik onder zoodanige auspiciën
de zaak blijven voortzetten, mijn gedrag bij de BBr.-. nimmer kunnen
rechtvaardigen !"
Na deze woorden gesproken te hebben was de kalmte allengs tenigge-
keerd, en wendde Br.-. Polak zich tot die BBr.-., die zijn houding in deze
naar waarde wisten te schatten, met twee beden : de een, dat zij zich
bedwingen, hun drift matigen, het gebeurde vergeten, en vooral met den
troffel der liefde bedekken zouden, gelijk hij dan ook, zijnerzijds, volko-
men bereid was, zijn harden, onbroederlijken tegenstander te vergeven;
de andere, dat zij hem nu ook van alle verdere verplichtingen in deze
ontslaan, en hem veroorlooven wilden, zijn geschriften in te pakken, en
met hartelijken broedergroet stil zijn weg te gaan.
Daar niemand verder een woord sprak, en er zich slechts een dof ge-
mompel deed hooren, meende Br.-. Polak daarin een teeken van goed-
keuring en de toestemming van zijn verzoek te zien ; hij pakte dus zijn
papieren in, en maakte zich gereed, om te vertrekken; tegelijk met hem
stond de geheele vergadering op.
Te midden van dezen algemeenen opstand trad echter eensldaps, een
der beide voormelde BBr.-., die, gelijk hij later vertrouwelijk aan Br.-.
Polak heeft medegedeeld, wel de zending van zijn Yoorz.-. Mr.-, aange-
nomen, maar zich daarbij voorbehouden had, geen blind werktuig te zijn,
en naar bevind van zaken, volgeus eigen overtuiging te zullen handelen, naar
hem toe, beklom het spreekgestoelte, en vroeg den BBr.-. verlof, om al-
vorens de vergadering- te verlaten, een voorstel te mogen doen. Nadat
alle aanwezige BBr.-. hun plaatsen weder hadden ingenomen, sprak deze
Br.-, de Vergadering- ongeveer als volgt aan :
//BBr.-. ! Evenals ik, hebt ook gij de voordracht van Br.-. Polak ge-
hoord ; gelijk ik, waart ook gij getuigen, zoowel van de bedenkingen, door
een anderen Br.-, tegen deze voordracht in het midden gebracht, evenals
van de wederlegging dezer bedenkingen door Br.-. Polak zei ven. Alhoewel
ik nu, — gelijk gij wellicht zult opgemerkt hebljen, — met dien Br.',
in deze Vergadering ben gekomen, zoo ben ik voor mij er nochtans zelf
zóó ver af, in z ij n denkbeelden te deelen, dat ik mij, als ware het, veel
meer gedrongen gevoel, hier openlijk te belijden, wat ik voor mij geloof,
thans de plicht van elk waardig Br.-, te wezen! Wanneer dus, BBr.-., de
vooi-dracht van Br.-. Polak op u denzelfden indruk als op mij gemaakt heeft,
wanneer zij voor u dezelfde kracht van overtuiging als voor mij gehad
heeft, dan roep ik u op, om mijn voorbeeld te volgen, het Bouwstuk
des sprekers met mij te onderteekeneu, en zijn pogingen krachtdadig te
— r, —
ondersteunen, opdat wij ons niet onverschillig en werkeloos betoonen,
waar de heiligste plicht gebiedt, de handen aan het werk te slaan !"
Na deze woorden gesproken te hebben verliet hij het spreekgestoelte,
nam de pen op, en onderteekende voormeld Boiiwstuk. Nauwelijks was
door hem dit voorbeeld gegeven, of velen begaven zich naar de tribune,
om het mede te onderteekenen. Toen het getal der onderteekenareu
reeds tot twaalf, — allen Oudmeesters, — geklommen was, staakte Br/.
Polak voorshands, omdat toch de wet voor een aanvraag van Constitutie
slechts een door zeven ^Meesters onderteekend verzoekschift vordert, de
verdere onderteekening, en sloot hij xle Vergadering.
De strijd scheen dus eindelijk gelukkig doorworsteld, en het groote doel,
ondanks allen aangewenden tegenstand, bereikt te zijn. De formeele aan-
vraag om Constitutie voor de oprichting eeuer Loge, naar maatstaf van de
door Br.-. Polak in zijn Bouwstuk ontwikkelde grondslagen, was door
meer dan door het bij de wet vereischte getal Meesters onderteekend, en
kon dus naar den Grootmeester-Nationaal opgezonden worden. Daar
Br.'. Polak nu, — nadat ook anderen zich tot deelneming aan den arbeid
verbonden hadden, en voor hem het terugtreden onmogelijk was geworden, —
zich gereed maakte het begonnen werk te voltooien, wilde hij de zaak
even zeker als spoedig tot een gewenscht doel leiden. Uit het voorgevallene
op de derde Vergadering had hij iutusscheu den geest der vijf Voorzit-
tende Meesters van de te Amsterdam gevestigde Loges genoegzaam leeren
kennen, om in te zien, dat hij van dien kant op tegenwerking zou
stuiten, daar de wettelijke bepalingen omtrent het oprichten van nieuwe
Loges den Voorzittendeu Meesters nog al ruimte geven. Deze bepalingen
luidden toen aldus :
«Gaat het door zeven !MMr.-. onderteekend verzoek tot oprichting eener
nieuwe Loge in het Koningrijk der Nederlanden, van een plaats uit, waar
nog geen Werkplaatsen bestaan, dan is het Groot-Besogne bevoegd, den
verlangden Constitutiebrief tegen den prijs van zeventig gidden te
verleenen.
//Geschiedt echter deze aanvraag uit een plaats, waar reeds een of meer
Loges bestaan, dan zidlen er de Voorzittende Meesters dezer werkplaatsen
van worden verwittigd, en zal hun oordeel deswege ingeroepen worden.
Is dit oordeel gunstig, dan kan het Groot-Besogne, evenals in het eerste
geval, den verlangden Constitutiebrief, maar dan tegen betaling eener som
van vierhonderd gulden verleenen. Is dit oordeel ongunstig, dan
moet het verzoekschrift met het daarover uitgebracht oordeel der voorge-
melde Logemeesters vóór de jaarlijks te houden Vergadering van het
Groot-Oosten worden gebracht, opdat aldaar de gronden vóór en tegen
kunnen worden overwogen. In dit geval echter wordt de Constitutie
niet verleend, dan met een meerderheid van twee derden der stemmen van
de aanwezige stemgerechtigden."
Bij het lezen van deze wettelijke bepalingen, omtrent het oprichten van
— 7 — .
nieuwe Vrijmetselaarswerkplaatsen, rijst onwillekeurig de vraag op : waarom
men toch liet oprichten van nieuwe liOges, in die steden, waar reeds Loges
gevestigd zijn, blijkbaar voorbedachtelijk aan zidke bezwarende formaliteiten
verbonden, zoo moeilijk gemaakt, en den Constitutiebrief op zoo hoogen
prijs gesteld heeft, iets dat toch noodzakelijk den bloei en de uitbreiding
der Orde moet tegenwerken.
Dat men met den vervallen toestand der geheel verbasterde Logewerk-
zaamheden bekend was, en dat Br.*. Polak in die meening niet alleen
stond, blijkt ook uit een voordracht in de Vergadering van het Groot-Oosten
in het jaar 1846 door wijlen Br.', van Dam vax Isselt gehouden,
waarin hij het onderwerp behandelde : //Voldoet de Vrijmetselarij in Ne-
derland aan haar verplichtingen ?" en waarin hij onder anderen de volgende
zeer te behartigen woorden sprak : //Als ik mij afvraag of wij in den
-volsten zin van het woord getrouw zijn aan den eed, dien wij hebben
afgelegd, om het doel der Orde te bevorderen, dan antwoordt mij een
stem: //Neen, Vrijmetselaren, gij zijt afgeweken van uw gelofte, en
verbeuzelt uw krachten!" Zoo sprak Br.-, van Dam op een Vergade-
ring, die door de vertegenwoordigers van alle Loges in den lande werd
bijgewoond. En wat is er sedert in het welbegrepen belang der Orde,
tot verbetering van dezen deerniswaardigen toestand gedaan ? Men zal ons
antwoorden, dat men de Eitualen herzien, het Ceremonieel vereenvoudigd,
een ruimer opvatting van de moderne wereldbeschouwing geduld heeft,
en dat verscheiden Loges in een vooruitstrevenden geest werkzaam zijn.
Wij ontkennen het geenszins, dat men in den laatsteu tijd, zwichtende
voor den drang der omstandigheden, en vooral met het oog op hetgeen
in het Buitenland te dien opzichte geschiedt, op de baan der hervor-
mingen een belangrijke schrede vooruit is gegaan. Wij spreken intus-
schen niet van heden, maar van het jaar 18-47, toen elke poging tot
hervorming als een vergrijp, tegen de Orde zelve werd aangezien.
Daar nu Br.-. Polak, deze wetsbepaling kennende, zeer goed wist,
wat hem van den kant der amsterdamsche Loges te wachten stond,
trachtte hij natuurlijk, zoo mogelijk haar tegenstand te voorkomen, en,
nog vóór de afzending van het door twaalf Meesters onderteekend ver-
zoekschrift aan den Grootmeester-Nationaal, reeds den weg tot een gunstigen
idtslag te banen.
Hij wendde zich ten dien einde schriftelijk tot wijlen Br.-. G. J. Verwey
Mejan, Voorzittend Meester van de Loge /' Union Royale te 's Hage,
Grootofïicier en eersten Opziener van de Grootloge van Nederland, met
wien hij gedurende tal van jaren een wetenschappelijke en staatkundige
briefwisseling had gehouden, en verzocht hem een avond te bepalen,
waarop hij hem te 's Hage kon spreken, ten einde hem op de hoogte
te stellen, van hetgeen op de drie in het lokaal Frascaü gehouden
vergaderingen was voorgevallen, en hem zijn bij die gelegenheid voorge-
dragen Bouwstuk voor te lezen.
— 8 —
Toen Br.-. Polak zich op het vastgestelde uur ten huize van Br.-.
Verwey Mejan bevond, deelde deze hem mede, dat hij reeds vóór het
ontvangen van diens schrijven, met het te Amsterdam voorgevallene bekend
was, en dat hij dus reeds wist, dat aldaar pogingen werden in het werk
gesteld om een zesde Loge op te richten. Hij verklaarde hem rond en
onbewimpeld, dat hij uit beginsel daartoe de behidpzame hand niet
kon bieden, daar de inwendige toestand van de nederlandsche Loges van
dien aard was, dat het, zijns bedunkens, veeleer heilige plicht ware, het
getal der bestaande Loges te beperken, dan het te vermeerderen, en dat
hij dus, met het oog daarop, bij het Groot-Besogne zijn tegenpartij zou
zijn. Dat hij, in weenvil daarvan, hem de moeite had laten doen, naar
's Hage over te komen, was alleen daaraan toe te schrijven, dat hij gaarne
eens een avond in zijn gezelschap wilde doorbrengen, om tevens de gelegen-
heid te hebben, kennis van zijn Bouwstuk te nemen.
Br.-. Polak antwoordde, dat het geenszins zijn doel was, zijn mede-
werking af te persen, dat hij echter de hoop koesterde, hem tot een andere
overtuiging te zvdlen brengen, als hij hem toestond, zijn Bouwstuk voor
te lezen. Br.-. Vehwey Mejan verzekerde, dat hem niets aangenamer
zou zijn, dan er kennis meê te maken, en Br.-. Polak las hem zijn stuk
voor. Na de lezing, die Br.-. Verwey Mejax met de grootste aandacht
en belangstelling gevolgd had, verklaarde hij, op de herhaalde uitnoodiging
van Br.-. Polak, om hem nu op zijn beurt onbewimpeld met zijn beden-
kingen tegen zijn stuk, bekend te willen maken, dat het een verraad aan
de Orde gepleegd zou zijn, aan zulke zuivere begingelen weerstand te
willen Ijieden. Dat hij zich nog kort van te voren ten gunste van de
beperking van het aantal der bestaande Loges verklaard had, was alleen
in het belang der Orde en met het doel om de Orde intensief te
versterken, daar de Loges, zooals zij toen bestonden, de Orde slechts
verzwakten. Volgens hem zou de oprichting van een Loge op zoodanige
grondslagen, als door Br.-. Polak waren voorgesteld, de eenige weg
zijn, om de wankelende Orde te ondersteunen. Zidk een Loge kon, volgens
zijn meening, een voorbeeld, een maatstaf voor alle andere Loges in den
lande zijn, en aan het Groot-Besogne het recht geven, om alle onwaar-
dige werkplaatsen, die weigerachtig bleven, zich naar dit voorbeeld te
hervormen, te doen sluiten. Daarom achtte hij het raadzaam, geen
tijd te verliezen, en onmiddellijk het l)edoelde Bouwstuk met de daartoe
behoorende bescheiden aan den Grootmeester-Nationaal op te zenden, en
daarbij vooral op een spoedige afdoening van zaken aan te dringen. Hij
van zijn kant zou dan in het Groot-Besogne, waar intjisschen de zaak,
als in eerste instantie, moest ter tafel komen, die krachtig ondersteunen.
Vóór dat Br.-. Polak, die over het aanvankelijk welslagen zijner poging
hoogst voldaan was, afscheid van Br.-. Verwey Mejan nam, vermaande
deze hem, dat hij zich met moed moest wapenen, omdat hij ontwijfelbaar
een harden en hevigen strijd zou te doorworstelen hebben, gedeeltelijk
~ 9 —
omdat zijn verzoeksclirift, volgens de wet, aan de Voorzittende Meesters
der vijf te Amsterdam gevestigde Loges moest worden opgezonden, en
deze zich reeds als hevige tegenstanders van het plan hadden doen kennen, —
gedeeltelijk, en wel voornamelijk, omdat drie van deze vijf Voorzittende
Meesters zelven Groot-Otficieren, en bijgevolg leden van het Groot-Besogne
waren, waar zij toch ook hnn vrienden en aanhangers hadden, en zij dus,
volgens een allerzouderlingsten, met elk beginsel van recht strijdenden
loop van zaken, niet slechts partij, maar tevens, in hun eigen zaak, ook
rechters waren.
Uit deze bijeenkomst was het Br/. Polak duidelijk gebleken, dat hij
van den kant der vijf Voorzittende Meesters van de te Amsterdam ge-
vestigde Loges, een veel krachtiger tegenstand moest verwachten,
dan hij aanvankelijk gedacht had. Hij had trouwens niet geweten, en
ook niet kimnen veronderstellen, dat drie hunner, alhoewel slechts zijn
tegenpartij, als leden van het Groot-Besogne, tevens ook zijn rechters
zouden wezen ; en wie ter wereld, die eenig besef van rechtsgevoel heeft,
zou ooit kunnen vermoeden, zidk een wetsbepaling, die men in de meest
onbeschaafde profane kringen als een openbare bespotting van alle
recht zou wraken en verachten, bij de Vrijmetselaren toegepast te
vinden? Wat Br.'. Polak echter nog dieper schokte en zijn verontwaar-
diging nog levendiger opwekte, was de onbewimpelde verklaring van de
oorzaken, die eigenlijk geen hoofd- maar nevenoorzaken waren, want de
ware en hoofdoorzaak, de eigenlijke drijfveer van alle drift en ver-
bolgenheid was geen andere, dan dat Br.'. Polak Israëliet was, en men,
volgeus de toenmaals bekrompen l)egrippen, die men van de Vrijmetselarij
had, geen Israëliet aan het hoofd eener Loge wenschte geplaatst te
zien ! ! ! —
Die nevenoorzaken dan, — want hoofdoorzaken kunnen wij die niet
noemen, daar godsdiensthaat in deze een hoofdrol scheen te spelen, —
bestonden in de volgende punten :
1°. Br.". Polak eischte niet slechts volkomen gelijkstelling voor
alle BBr.., maar gelijkstelling van den minsten Br.', met
den Voorzittenden Meester;
2o. Br.". Polak verlangde niet slechts een speciaal ma go uniek,
met anderen woorden, cursusmatig voor te dragen, zuiver
wetenschappelijk en ethisch onderwijs, hij verwierp
zelfs de hoogere graden.
3e. In verband met het beginsel van een l)epaald onderwijs, van de
drie symbolieke graden, die Br.". Polak nog bleef behouden,
verbood hij zelfs het verkoopen van den tweeden' en den
derden graad, en wilde hij alleen deze beide graden als loon
voor verdiensten en gemaakte vorderingen in de Koninklijke
Kunst verkrijgbaar stellen.
40. Br.'. Polak had zich vermeten in zijn meergemeld Bouwstuk
— 10 —
beginselen te verkondigen, die geheel in strijd waren met de
leer der Vrijmetselarij.
C'urioHitate caum laten wij deze /^Beginselen" hier volgen ; elk denkend
lezer zal het met ons eens zijn, dat die, met het oog op onze tegenwoor-
dige levensbeschonwing, vooral wat 1)etreft de leer van een persoonlijken
God en de individueele onsterfelijkheid, nogal orthodox zijn, en wij voegen
er bij, dat zij volstrekt niet met het grondbeginsel der Orde, zooals dat
toen werd begrepen, in strijd waren :
//Art. 1. De Loge Tod Nuhila Lux erkent den Xatuurlijken Godsdienst, —
zijnde de kennis van God, den mensch, diens bestemnnug, zoo voor dit
als voor een toekontstiff leven, en zijn daaruit voortvloeiende plichten, zoo
jegens God als zijn natmirgenooten, — voor het een'uje en icare beginsel
der Heilige Orde, welker dod het is, den mensch, door wetemchappdij k
Jicld, te veredelen, te volmaken, hem nader tot zijn Schepper te brengen,
en, door hem tot Uefde, in den nityeürekUten zin des woords, op te leiden,
een algenitene verbroederiny onder het mensehelijke geslacht te bevorderen.
//Art. 2. De kennis van God, en die van de mensehelijke Ziel, —
overeenkomstig met de macjonnieke grondles: uKen u zelven!" — voorts
de kennis der algemeene Zedekunde, en van dat gedeelte der critische
IHdorieknnde, hetwelke met de Geschiedenis der Wijsbegeerten, en van den
Natuurlijken Godsdienst in verband staat, alsmede de daartoe vereischte logische
keunis, maken dns de onderwerpen der studiën van den Vrijmetselaar uit.
//De Loge Post Nuhila Lux stelt het dus al haren leden tot een ouover-
treedbaren plicht, zich met de borst op de kennis der ma^onnieke weten-
schappen toe te leggen, en dus op geen werkavond, waarop de maqonnieke
Cursus wordt voortgezet, zonder geioichtige beletselen, afwezig te blijven.
//Art. 3. De Loge dus een school voor de bespiegelende Wijsbegeerte
zijnde, zullen, daarmede overeenkomstig, haar symbolische versierselen
smaakvol, doch hoogst eenvoudig en vrij van praal en zinnelijkheid wezen.
//Art. 4. Onder deze allegorische versierselen erkent de Loge Fost
Nubila Lux den Troon, — naar het ware beginsel der Orde, — als het
symbolum der al)solute W.". K.-. S."., dus, als het zinnebeeld van den
Opperb.-. des Heelals. De Voorz.-. Mr.., slechts de eerste; onder zijns
gelijken zijnde, zal zich dus nooit op den Troon, maar op een stoel voor
den Troon plaatsen.
//Art. 5. De Heilige Orde erkennende en leerende, dat, in de zedelijke
wereld, alle menschen, als broederen, aan elkander gelijk zijn, zoo erkent
ook de Loge Post Nubila Lux, geen ander onderscheid tusschen BBr.'.
dan dat, hetwelk van den inwendigen mensch \dtgaat. Zij verwerpt daarom
ilie oiiderscheidende versierselen, en stelt het allen ]VBr.'. tot een onover-
Irfi'dbaar gebod, om het h\ui door de I^oge gegevene tablier, — als
het syndjolum idet alleen van reinheid en onschuld, maar ook van de
gelijkheid, welke er onder BBr.-. moet heerscheu, — zouder eeuig goud
of zilveren borduursel, te allen tijde te dragen.
— 11 —
«Art. 6. Uitgaande van hetzelfde groote beginsel der Heilige Orde,
hetwelk het ééuige onderscheid tusschen BBr/. in den imceucUgeu mensch,
dat is in een hoogere geestoiiticlkkeUiig en gelonterder deugden zoekt, stelt
zij verder vast, dat zij slechts de drie onderscheidende graden van Leerling,
Gezel en Meester, met de daaraan verbonden woo7-deii, teekeus qm aanrakingen,
erkent, als de éénige, welke aan het 007-spronkelijke wezen der Vrijmetselarij
eigen zijn, en die ook, in alle historische documenten der Orde onder den
naam van „de drie graden der blauice V.'. M/.," als de eenige echte en
oorspronkelijke graden der Heilige Orde erkend zijn. Vencerpende zij dus
alle overige, zoogenaamde hoogere graden en ritualen !
vArt. 7. Zij zal daarom ook de graden van Gezel en Meester als
onderscheidingen, welke alleen oj) verdiensten, steunen, niet voor geld veil
hebben ; maar is bereid om die aan den verdienstelijke, als het loon voor
gemaakte vorderingen in de K.\ K.-. te geven, na zich vooraf door een
nauwgezet onderzoek in een open Loge op de wijze , als nader zal
worden omschreven, van de gemaakte vorderingen dezer BBr.'. en de
rechtmatigheid himner aanspraak op deze graden overtidgd te hebben.
«Art. 8. De Loge zal het dus ook bijzonder den Nieuwaangenomene
tot plicht stellen, om, door aanhoudenden ijver, te trachten zich in de
ma^onnieke wetenschap te volmaken, en de voormelde graden te verdienen.
//Art. 9. Daarom zal zij den Candidaat, — na hem behoorlijk onder-
zocht, hem met de beginselen, vervat in Art. 1 — 8 bekend gemaakt, en
zich overtuigd te hebben, dat hij deze beginselen in zijn hart is toegedaan, —
de volgende beloften, voor het altaar der stilzwijgendheid, en bij het
Jlauwe Licht laten afleggen :
//Ik beloof, dat ik de mij medegedeelde geheimen der Heilige Orde,
woordelijk noch schriftelijk, hetzij gedeeltelijk of geheel, aan een oningewijde
zal mededeelen.
;/Ik beloof, dat ik het groote beginsel der Heilige Orde, met al mijn
kracht en met al mijn vermogen zal trachten te bevorderen: Dat ik
daartoe zal beginnen, met mij zelven meer en meer te volmaken, door
mij met den meesten ijver op de maQonnieke wetenschap toe te leggen.
«Ik beloof, dat ik alle plichten, door de Heilige Orde mij opgelegd,
met de meeste nauwkeurigheid vervullen, en, steeds trachtende mijn
harütocht aan de rede te onderwerpen, den wil der Heilige Orde, stiptelijk
en met de meeste bereidwilligheid volbrengen zal.
//Daartoe beloof ik gehoorzaamheid aan den Yoorz.'. Mr.-, voor zoover
zijn bevelen overeenkomstig zijn met de in Art. 1—8 ontwikkelde begin-
selen der Heilige Orde, alsmede bereidwilligheid, om mij de vermaningen
van hen ten nutte te maken, welke óf Bestuurders dezer Werkpl.'. zijn,
of een hoogeren graad der Orde bezitten.
//Ik beloof, dat ik de Natuur steeds zal beschouwen, als den heiiigeii
tempel van den Eermige, en in'ijn hart als zijn zetelplaats. Gelijk ik nu
den heiligen tempel van den Alomtegenwoordige, door geen ongeoorloofde,
— 12 —
onzedelijke daad mag ontwijden ; gelijk ik daar orde en harni'jiile moet
trachten te onderhouden, zoo zal ik ook steeds mijn hart, zorgvuldig,
zelfs tegen eJ/ce onedele drift, ja tegen elke onzuivere gedachte, bewaken, om
den zetA des AllerUoogHten niet te ontwijden. Daarom zal ik trachten
mijn hart te zuiveren van alle haat, en het vatbaar te maken voor de
reinste en oprechtste liefde jegens al mijn natuurgenooten !
«Ik beloof, dat ik onophoudelijk zal trachten mij zeloen te leeren kennen,
mijn zwakheden in de bronnen op te sporen, ten einde die te overwinnen,
en mijn wandel op aarde meer en meer te zuiveren, om mijn Schepper
meer gelijk te worden, mijn zendUig op aarde, naar Zijn wil te vervullen,
en mij zóó waardig voor te bereiden tot het hemehche Vaderland !
,/Ik beloof, dien ten gevolge, dat ik mij onophoudelijk ten strijde zal
toerusten, tegen hartstocht en zinnelijkheid ; dat ik zal trachten, mij boven
het aardsche te verheffen, en dat ik zorgvuldig zal waken, om al mijn
plichten, zoo in mijn burgerlijke en maatschappelijke, als mac.". betrekking,
zonder er ooit eenig offer voor te schromen, te vervullen, ten einde, zoo
veel in mijn vermogen is, — ter eere van den Opperb/. des Heelals en
ter bevordering van mijn volmaking en die van al mijn natuurgenooten,
zonder onderscheid, — in al deze mijn betrekkingen, slechts het goede
rondom mij te verbreiden, naar het voorbeeld van mijn Vader in den
Hemel, welke al zijn schepselen, zonder onderscheid, met zijn liefde omvat
en allen zegent. Daarom ook zal ik trachten, — voor zoo ver het in
mijn krachten is gelegen, — nooit mijn ooren voor de kreten mijner
noodlijdende en mijn hulp inroepende medemenschen te sluiten, opdat ook
de Eemvige mij genadiglijk verhoore, ten dage dat ik tot Hem smeek.
,/Ik beloof, dat ik de /«'rfe/vV/Z^f/r/ steeds huldigen, en mijn gedrag dermate
zal trachten in te richten, dat ik der menschheid tot heil en der Orde tot
sieraad verstrekke, opdat het voor allen ten klaarste blijke, dat een waar
Vrijmetselaar de oprechtste vereerder inin den Opperbr. des Heelals, de braafste
burger, de warmste vriend, de dankbaarste zoon, de getroutcste en nanicge-
zetute man en vader, in cén woord, de deelnemendste broeder niet alleen voor
zijn Ordesbroederen, maar voor al zijn natuurgenooten is!
iiW beloof eindelijk, dat ik het van al mijn BB.-, in dank zal aannemen,
wanneer zij, in geval van dwaling, mijn voeten op hel recht^i pad terug-
brengen, en ik sta toe, dat zij mij, als het heilige licht der Orde onwaardig,
rerslooteu, wanneer ik, onverbeterlijk, van deze grondlessen der Heilige Orde
afwijke. De Eei wk;e hoort deze vrijwillige gelofte, in dit jjlechtige uur
afgelegd!
//Art. 10. De Loge Post N'ubila Lux stelt het den Voorz.-. ^Meester
tot plicht, te waken, dat aan eiken Nieuwaaiigeuoniene, — evenals eiken
te affiliceren Br.-. — een afschrift van (\ï'/.chi'\oi\e, tot gestadige herinnering
aan al zijn plic/iteu, onniiddcllijk na zij aanneming worde ter hand gesteld."
Dit een en ander, maar voornamelijk de geldkwestie, waren de
moeilijkheden, waarmede Br.-. I'ülak te kampen had, want door de laatste
— 13 —
zoudeu alle bronnen verstopt worden, die voor geld- en winzucht
steeds zoo mild en ovendoedig- gevloeid hadden !
Nu eerst, nadat zijn eerste geestdrift eenigszins bekoeld was, begon Br.'.
Polak zijn waren toestand te begrijpen. Nu eerst besefte hij de moei-
lijkheid van zijn standpunt; nu eerst gevoelde hij al het gewicht, de geheele
zwaarte van den strijd, dien hij ondernomen had; maar wat kou hij in
de gegeven omstandigheden doen ? Aan terugtreden viel niet te denken,"
nadat hij andere BBr.'. in de zaak betrokken had, nadat dus het plan
niet meer het zijne, maar een gemeenschappelijk goed geworden was ; hij moest
dus noleus volens voorwaarts ! Hij was trouwens ook niet de man, die
zich zoo gemakkelijk \iit het veld liet slaan, en ofschoon aanvankelijk
eenigszins ontmoedigd door het vooridtzicht niet te ziülen slagen, kweet
hij zich van den opgedragen last, en verzond hij het door zijn medever-
zoekers onderteekende Bouwstuk onverwijld aan den Grootmeester-Natio-
naal, Prins Frederik der Nederlanden, in de begeleidende missive er
bij voegende, dat hij bereid was, zich naar 's Hage te begeven, voor het
geval deze het uoodig mocht oordeelen, hem omtrent een en ander nadere
inlichtingen te vragen.
Den eersten November 1847 werden deze stukken door Br.'. Polak
afgezonden, en reeds den zevenden daaropvolgende, ontving hij van '^e^Q
den Grootmeester-Nationaal een antwoord, waarin hem kennis werd gege-
ven, dat zijn missive wel ontvangen was, maar dat deze voor den oogenblik
geen tijd had, hem een audiëntie te verleenen; dat hem echter, zoo het
later de Grootmeester-Nationaal noodig mocht achten, daarvan mededeeling
zou gedaan worden.
Geiiumen tijd werd van de zaak niets vernomen.
Toevallig had Br.-. Polak, op 30 April 1818, aan Prins Freberik
der Nederlanden over een letterkundige aangelegenheid te schrijven, waarbij
hij zich echter zorgviddig tot dat punt bepaalde, en opzettelijk vermeed
de Loge-aangelegenheid aan te roeren. Des te aangenamer werd Br.'.
Polak dan ook verrast, toen hij reeds den volgenden dag een schrijven
van Prins Frederik der Nederlanden ontving, waarin hij niet slechts ten
aanzien van zijn letterkundig belang genoegzame bevrediging vond, maar
waarbij hij tevens werd uitgenoodigd, om den derden Mei, omstreeks vier
uren na den middag, in het paleis van Prins Frederik te verschijnen,
daar deze hem over de 1 November 1817 gezonden bescheiden wenschte
te spreken.
Op den bepaalden tijd meldde Br.'. Polak zich bij den Grootmeester-
Nationaal aan, en werd hij onmiddellijk ten gehoore toegelaten. Na een
levendig onderhoud, dat eenige uren duurde, en dat gedeeltelijk zijn
ingezonden Bouwstuk, gedeeltelijk het verval der Vrijmetselarij in Nederland
tot ondeiTverp had, gaf de Grootmeester-Nationaal als zijn gevoelen te
kennen, dat de inwendige toestand van verreweg de meeste nederlandsche
Loges van dien aard was, dat een vermeerdering van het getal van
_ 14 —
zoodanige Werkplaatsen, de Orde in Nederland slechts meer en meer
ondermijnen, en mei geheel verval bedreigen zon, tegenover welke l)ewe-
ring Br.-. Polak deed opmerken, dat ieder middel, dat tot geen bepaald
doel leidde, een dood middel was; dat de bloote beperking- van het
aantal der bestaande Loges slechts een uitwendige verandering zou
wezen, die, omdat zij het wezen der zaak zelve niet aanroerde en dit
wttlieel onveranderd liet, tot den inweudigen toestand der Loges niets
bijdragen, en het groote vraagstuk: de inwendige verbetering der
Loo-es, onafgedaau laten zou. Br.-. Polak wees er voorts op, dat elke
krachtige en werkzame verandering uit het wezen der zaak zelve moest
nitgaan, op het wezen der zaak zelven moest gegrond zij)i, en dat
men dientengevolge het wezen nanwkeurig moest onderzoeken, om niet
schijnpredicaten voor wezenlijke eigenschappen te houden, en daardoor
tot heterogene, het doel missende middelen te vervallen. Voorts schetste
]ïr.-. Polak in krachtige trekken de oorzaken van het diep verval
der Vrijmetselarij in Nederland, die volgens hem, hoofdzakelijk daar-
aan toe te schrijven waren , dat men over het algemeen noch het eigen-
lijke wezen, noch de positief wetenschappelijke grondslagen der Orde
kende, en zich nochtans met iets in de Loge bezighouden, en iets
verrichten moest; omdat men daar, inplaats van zich met wetenschappelijke
onderwerpen tot waarachtige vorming van hart en geest bezig te liouden,
hoofdzakelijk den arbeid in zinledige formaliteiten en in feestmalen en
drinkgelagen deed bestaan, waardoor men, vooral bij de jeugdige BBr.-.,
slechts een verhitte verbeeldingskracht, slechts zinnelijke begeerten opwekte,
en het géheele gebied der hartstochten, inplaats van de driften te beteu-
gelen, zooals de Orde voorschrijft, zoodanig ontkluisterde, dat zij daardoor
tot uitersten gebracht werden, — redenen waarom de werkzaamheden in
de Loges niet slechts tot nietige kinderspelen verbasterd waren, maar dat
zij ook, zonder het te willen, in ieder opzicht het onzedelijke, dus het
positieve kwaad, bevorderden.
Met aandacht en belangstelling had de Grootmeester-Nationaal het
betoog van Br.-. Polak aangehoord, en zeide hij, dat hij zeer verlangend
was te weten, of het ideaal, dat Br.-. Polak in zijn Bouwstuk ontworpen
had, werkelijk verwezenlijkt zou kunnen worden, en voor het geval dit
zoo ware, of men alsdan hier den maatstaf tot een wezenlijke hervorming
in handen had, en of nuui al die werkplaatsen, welke zich naar dien
maatstaf niet wilden of konden schikken, met recht zou kunnen sluiten?
Nadat het gesprek afwisselend nog eenigen tijd werd voortgezet, verklaarde
de Grootmeester-Nationaal ten slotte, dat hij de zaak met alle kracht
wensehte te bespoedigen, door haar reeds den zevenden Mei voor het
Groot-Besogne te brengen, teneinde alle wettige formaliteiten in acht te
nemen, welke vereischt werden, om het zóó in te richten, dat zij reeds
op de Vergadering van het Groot-Oosten, den achttienden Juni daarop-
volgende te houden, zou kunnen beliandeld en een beslissing- genomen worden.
— 15 —
Na dit onderhoufl met den Grootmeester- Nationaal had Br.*. Polak
alle reden om tevreden te zijn, en waande bij ook reeds alle moeilijkheden
overwonnen, den weg ge])aaud en van alle hinderpalen Ijevrijd te hebbeu.
Hij had immers, naar hij meende, het hoofd der Orde in Nederland voor
de goede zaak gewonnen ! Geen wonder dan ook, dat hij, onder zoodanige
omstandigheden de moeilijkheden en bezwaren, hem door de Voorzittende
Meesters der vijf te Amsterdam gevestigde Loges in den weg gelegd,
althans grootendeels, weggeruimd meende, en dat hij, zoodra hij te Am-
sterdam teruggekeerd was, ook niet verzuimde, de noodige stukken vóór
6 Mei, zooals de Grootmeester-Nationaal dit verlangd had, aan den Br.-.
Groot-Secretaris te doen toekomen.
Den vijfden Juni daaropvolgende ontving Br.'. Polak in naam van den
Grootmeester-Nationaal, het volgende antwoord van den Br.'. Groot-Secretaris :
,/De Grootmeester-Nationaal enz.
//Aan Br.'. M. S. Polak, in het O.-, van Amsterdam.
//Aan het verzoek, vervat in uw Teekenplank van den zesden der vorige
maand, om uw aanvrage tot vestiging eeuer Loge te Amsterdam, onder
de zinspreuk: Pont Niibila Litx, bij BB.'. Groot-Officieren over te brengen,
is door mij onmiddellijk voldaan geworden. Volgens hetgeen in de Ver-
gadering van het Groot-Besogne bepaald is geworden, wordt gemelde
aanvraag, overeenkomstig art. 125 der wet, in handen gesteld van de
A.'. Loges, welke in het O., van Amsterdam bestaan, tenvijl uw verzoek, in
afwachting van het advies ven gemelde Loges, ter beslissing zal gebracht
worden voor het op 18 dezer te houden Groot-Oosten.
,/Met br.-. gevoelens betuig ik te zijn, enz.
//Namens den Hoog-Eenv.'. Grootmeester-Nationaal
(w. g.) F. A. VAN Rappard,
Groot-Secretaris. "
Over deze mededeeling innig verheugd zagen Br.'. Polak en zijn mede-
standers met gespannen verwachting de Vergadering van het Groot-Oosten
op 18 Juni 1848 te gemoet; want, dat het verzet der Voorzittende Mees-
ters van de vijf te Amsterdam gevestigde Loges nog niet geheel en al
overwonnen was, bleek immers duidelijk \\\i bovenstaande missive. De
Grootmeester-Nationaal scheen trouwens een afkeurend advies van de vijf
Voorzittende Meesters te voorzien, omdat hij in bovengenoemd schrijven,
als het ware in het verschiet, de hoop op de eindbeslissing van de Ver-
gadering van het Groot-Oosten opende, iets dat toch eerst dan kon in
aanmerking komen, als het ad\des der vijf Voorzittende Meesters van
afwijzenden aard was. Men verlieze toch vooral niet uit het oog, dat net
Groot-Besogne reeds, den zevenden Mei 1848 kennis had genomen van
de GroncMuf/en, waarop Br.'. Polak en zijn mede-onderteekenaren te
— 16 —
Amsterdam een zesde Loge wilden sticliten, dat het dus die grondslagen
onderzocht, en zich toen althans daarmede volkomen vereenigd had. Im-
mers, ware dit niet het geval geweest, dan zou het Groot-Besogne, volgens
zijn machtsbevoegdheid, het verzoekschrift aan Br.-. Polak c. s. hebben
teruggezonden, met de aanmerking, dat het elementen bevatte, welke
strijdic/ waren met het "Wetboek voor de Vrijmetselaars-Orde in Nederland,
en dat het als zoodanig niet kon in aanmerking komen, en zou het voor-
zeker dat stuk niet aan de Voorzittende Meesters der vijf te Amsterdam
gevestigde Loges gezonden hebben, alleen om hun ja of tteen omtrent het
stichten van een zesde Loge te Amsterdam uit te brengen. Zoo iets althans
mag men van een College verwachten, dat zijn roeping begrijpt !
In w^eerwil van deze niet ongegronde bedenkingen waren Br.-. Polak
en zijn medestanders vol hoop en vertrouwen, daar zij gedeeltelijk op
de belangstelling van den Grootmeester-Nationaal, gedeeltelijk op den
rechtvaardigheidszin der BBr.-. Afgevaardigden naar het Groot-Oosten,
in wier handen toch de eindljeslissing der zaak lag, rekenden. Dat zij
echter geheel en al buiten den waard gerekend, en een te hoogen dunk
van den rechtvaardigheidszin der BBr.-. Afgevaardigden opgevat hadden,
zou weldra blijken.
De beslissende dag was reeds lang verstreken, en te vergeefs zagen Br.-.
Polak en zijn medeonderteekenaren naar eenig liericht uit. Ver1)aasd, en
niet ten onrechte ook eenigszins verontwaardigd, over zulk een onverklaar-
baar zwijgen van het Groot-Besogne, alsmede over de althans voorshands
blijkbaar spoedig behaalde zege hunner tegenstanders, trachtten zij zich,
zoo mogelijk, eenig licht in de duisternis te verschaffen, door bij eenige
te Amsterdam gevestigde BBr.., die de Vergadering van het Groot-Oosten
bijgewoond hadden, inlichtingen te vragen, en van deze BBr.-. vernamen
zij wat zij nauwelijks hadden kunnen gelooven. De Voorzittende Meesters
der vijf te Amsterdam gevestigde Loges hadden, — zoo luidden de be-
richten, — het him door het Groot-Besogne om advies toegezonden stuk
alleen met de aanmerking beantwoord, dat hun het verzoekschrift van
Br.-. Polak c. s. te laat was toegezonden geworden, om er op den be-
paalden tijd een gemotiveerd advies over te kunnen uitbrengen!
jNIen had dus het middel weten te vinden, om de zaak op de lange baan
te schniven, althans nog een jaar te rekken, in de hoop natuurlijk, dat
er binnen de tijdniimte van één jaar zeer veel veranderen, zeer veel
gebeuren kon, om de zaak geheel en al in het riet te sturen.
Als men in aanmerking neemt, dat het verzoekschrift van Br.-. Polak r. .«.
reeds sedert 1 November 18-1-7, dus ruim zeven maanden, in handen van
van den Grootmeester-Nationaal zich bevond, dat voorts het Groot-Besogne,
gelijk uit het voormelde schrijven van den Br.-. Groot-Secretaris blijkt,
reeds 7 Mei 1848 kennis van dit stuk genomen, en er onmiddellijk
aan de Voorzittende Meesters der vijf te Amsterdam gevestigde Loges
kennis van gegeven was, met uitnoodigiug om er het bij de wet vereischte
- 17 -
advies over uit te brengen, dat daarenboven drie van die vijf Voor-
zittende Meesters zelven medeleden van het Groot-Besogne waren, zoodat
deze, zooal niet vroeger, dan toch in de zitting van het Groot-Besogne
van 7 Mei 1848 van den inhoud van het stuk kennis hadden kunnen
nemen, dan was de termijn van 7 Mei tot 18 Juni 1848, als daarbij een
weinig goeden wil en broederlijke tegemoetkoming had voorgezeten, bepaald
niet te kort, om een ja of een gemotiveerd neeu uit te brengen ! Als in
de profane maatschappij zulk een uitvlucht gezocht werd, om zich van
een zaak af te maken, zou men onwillekeurig aan trouweloosheid denken ;
van BBr.". Vrijmetselaars mocht men echter zoo iets niet veronderstellen,
daar de Orde zoo zedelijk hoog boven elke andere menschelijke inrichting
wil staan ! ! !
Maar, zal men ons vragen, billijkten dan de Afgevaardigden van de
andere in Xederland bestaande Loges op de Vergadering van het Groot-
Oosten zidk een eigendunkelijk gedrag? Billijkten zij zulk een weder-
rechtelijke handelwijze tegenover BBr/., die voor hun goed recht opkwamen?
Het antwoord op deze vraag ligt voor de hand. Zij, die de Vergaderingen
van het Groot-Oosten toentertijd bijwoonden, weten zeer goed, dat de
Afgevaardigden volstrekt niets beteekenden, dat zij ook volstrekt niets
wisten, en in den regel dansten aan het lijntje, waarmede zij door hun
Voorzittende Meesters of door het Groot-Besogne getrokken werden.
Waartoe zou ook dat alles dienen? Men fluisterde hun eenvoudig in
het oor: //Tegenstemmen!" en zij deden het, omdat het gemakkelijker
was, een ongemotiveerd tnjen uit te brengen, dan een zaak van zulk
ingrijpend belang voor de Orde grondig te onderzoeken.
Stichtend en opbeurend waren deze verkregen inlichtingen natuurlijk
niet voor Br.". Polak c. s. ; zij konden het intusschen niet gelooven, dat
men op deze wijze een zaak in den doofpot trachtte te moftelen, waaraan
reeds zooveel ruchtbaarheid gegeven was. Men besloot dus, zich licht te
verschaffen, en Br.'. Polak schreef de volgende missive aan den Groot-
meester Nationaal :
//Ik had de eer, onder dagteekening van 5 Juni jl., in naam van
U Hoogeerw.'. van den Br.'. Groot-Secretaris een missive te ontvangen,
waarin mij aangekondigd werd, dat onze zaak op het Groot-Oosten van
18 Juni jl. zou behandeld worden, en vol verlangen zagen ik en de mijnen
dezen dag tegemoet, in de zekere verwachting, van weldra door het
Groot-Besogne nader liericht omtrent een ons zóó ter harte gaande zaak
te ontvangen ; tevergeefs ! Lang reeds is die dag voorbij, en wij zijn
nog zonder eenig bericht gebleven! Wat was het antwoord van onze
tegenstanders? Is het eindoordeel over onze zaak uitgesteld, en zoo ja,
voor hoe lang? Van dit alles weten wij niets, en wij kunnen ons een
zoo geheimzinnig zwijgen niet verklaren.
//Wat wij weten, bepaalt zich dus slechts tot losse geruchten, tot voor
2
— 18 —
ons geheel onliegrijpelijke berichten van eenige teruggekeerde amsterdamsche
Afgevaardigden, die ons verhaalden, dat ons verzoekschrift den amster-
damschen Logemeesters te laat zon zijn toegezonden geworden, om er een
gemotiveerd advies over uit te brengen, en dat onze zaak dus, — voor
hoe lang wist niemand, — was idtgesteld geworden.
//Maar hoe? Ons verzoek, dat zich reeds lang in handen van U Hoog-
eerw.'. bevond, dat aan het Groot-Besogne reeds zoo lang, zoo al niet
officieel, dan ten minste officieus moest bekend geweest zijn, en
waarmede het (ï root-Besogne reeds op 7 Mei door Uzelven officieel
werd Ixikend gemaakt, zou voor de amsterdamsche Logemeesters telaat
zijn ingekomen? Hebben niet drie hunner zitting in het Groot-Besogne,
hetwelk toch tijdig genoeg van alles onderricht was? En wisten de
amsterdamsche Logemeesters niet reeds lang te voren, — en veel vroeger,
dan Ü Hoogeerw.-. zelf, — wat wij verlangden? En eindelijk, heeft het
Groot-Besogne niet zelf begrepen, dat de den amsterdamschen Logemeesters
aangewezen termijn van Ijeantwoording toereikend genoeg was, daar mij
de Br.'. Groot-Secretaris uitdrukkelijk verzekerde, dat onze zaak op het
Groot-Oosten van 18 Juni zou afgedaan Avorden ? Uw Hoogheid zelve zal
het moeten bekennen, dat dit alles ons in hooge mate bevreemden moet .
en ronduit gezegd, wij voor ons kunnen althans al deze berichten met
het feitelijk voorafgegane niet in verband brengen.
//Dringend smeken wij derhalve, U Hoogeerw.". het Groot-Besogne te
willen opdragen, ons hieromtrent meer nauwkeurige inlichtingen te doen
toekomen.
//Met den meesten eerbied," enz.
Op dit dringende schrijven om inlichtingen, die men toch met recht
kon en mocht verwachten, kwam echter geen antwoord. Daarna wendde
zich Br.-. Polak tot Br.-. Yeuaveij Mej.\k te 's Hage, met verzoek om
eenige inlichtingen, waaro]) hij 'i Juli 1848 de volgende missive ontving:
//Tot mijn leedwezen kon ik de hiatste Vergadering van het (i root-Oosten
niet bijwonen. Het is mij echter l)ekend, dat het verzoek om Constitutie
aldaar niet ter tafel kon konuni, daar de officiëele aanvraag te laat inkwam,
om, voornamelijk bij het overleggen der breede ^lemorie van adstructie,
het advies der amsterdamsche Loges te bekomen, volgens de wet. De
zaak zal dus eerst ten Groot-Oosten van 58 li» tot besluit komen. Dit
besluit (loet Ulij h-ed, maar het was onvermijdelijk. Veel drukten he])l)en
de vroegere beantwoording uwer beide Teekenpl.-. van 10 en 24 Juni
verhinderd. Gelief zidks ten goede te houden.
//Met broederlijke gevoelens van toegenegenheid en oprechte vriend-
schap, enz.
(w. g.) G. J. Ver-wky Mejak."
— 19 —
Uit dit antwoord bleek altlians, dat men Br/. Polak c. .$. niet verkeerd
had ingelicht, dat het voor hen ongeloofelijke feit een positieve waarheid
was ! Daardoor lag het spel der tegenstanders eeuer zoo gewenschte
hervorming in de Vrijmetselarij open en bloot. Tijd gewonnen, — zoo
dachten zij, — is veel gewonnen. Binnen een jaar tijds konden immers
Br.". Polak's medestiijders, — daargelaten dat, gedurende die tijdruimte,
natuurlijke en maatschappelijke omstandigheden, of zooals men zegt: sterven
en verderven, dit kleine getal nog zeer konden verminderen, — wel zóó
moedeloos worden, dat de zaak van zelf indommelde. En dat men
zóó dacht bleek daaruit, dat men, gedachtig aan het caloiiiiiiez, calonnnez,
il en rente toujotirs quelque cJiose, geen middelen verzuimde om Br.-. Polak
bij de BB.', zoo zwart mogelijk te maken, door hem voor te stellen als
iemand, die het nederlaudsche Logeverbond uit zijn verband rukken,
het Groot-Besogne overhoop werpen wilde , en daarmede aUeen zijn
eigenbelang, of althans de bevrediging van zijn onbegrensde eerzucht,
het verwerven van den Yoorzittersstoel eener Loge ten doel had ,
enz. enz.
De zaak was dus niet in het minst gevorderd, en alles scheen zich te
wiUen vereenigeu, om Br.-. Polak te ontmoedigen, en iu alles zijn tegen-
standers gewonnen spel te geven ; want zelfs hun op toevallige omstandig-
heden gevestigde hoop: de eventueele vermindering van het kleiue getal
zijner medestrijders, was verviüd geworden. Een der medeonderteekenaren,
Br.". H. VAN Doesburg, was overleden, drie anderen hadden zich met-
terwoon elders gevestigd, een vijfde, wijlen Br.". J. J. Alberda, toenmaals
redenaar van de Loge la Charité alhier, werd, volgens zijn eigen ver-
klaring, door zijn medebestuurderen als het ware zedelijk gedwongen,
aan de zaak ontrouw te worden ! Het kleine getal medestrijders was
dus zeer gevoelig veiTuinderd, en, Br.". Polak medegerekend, tot zeven
ingekrompen.
Er was dus nog wel het bij de wet gevorderde zevental Meesters over,
maar de treurige en grievende ondervinding, die Br.-. Polak sedert zijn
eerste optreden in 1847 had opgedaan, deden bij hem het besluit rijpen,
de zaak op te geven en stil te laten insluimeren. Zoo verKep er een
geruimen tijd, en daar zij niemands opmerkzaamheid meer trok, scheen
zij reeds bij een ieder vergeten te zijn. Intusschen zette Br.-. Polak zijn
gewone briefwisseling met Br.-. Yerwey Mejax te 's Hage voort, maar
vermeed daarin zorgviddig, de logekwestie aan te roeren, iets dat ook de
laatste, waarschijnlijk omdat hij er zijn gegronde reden voor had, insge-
lijks deed, zoodat men vei-wachten mocht, dat de zaak nu voor goed
was ingesluimerd.
Dit was intusschen niet het geval; men had in den Haag wel is waar
een onverklaarbaar stilzwijgen in acht genomen, maar niet stilgezeten.
Den 20sten Decemlier 1848 eerst ontving Br.-. Polak het volgende schrijven
van den Br.-. Groot-Secretaris:
2*
— 20 —
/,De Grootmeester-Xationaal enz.
Aan den Z.-. A/. Br.-. M. S. Polak, in het O., van Amsterdam.
„Onder das^teekenino; van 5 Juni jl. had ik het voordeel U.-. A.-. keu-
nis te geven, dat het verzoek door V en elf andere BBr.-. Vrijmetselaren
aan mij ingediend, tot vestiging eener Loge in het O.-, van Amsterdam,
onder de zinspreuk: Post Niihila Dix, overeenkomstig de wet (art. 125)
in handen der amsterdarasehe Loges gesteld was, om deswege te dienen
van advies.
,/Dat advies '), onlangs ingekomen, en aan het verzoek niet gunstig
zijnde, zal alsnu, mede volgens den inhoud van gezegd wetsartikel, ter
kennis van het eerst te houden Groot-Oosten moeten gebracht worden,
ten einde daarop door het Groot-Oosten beslist worde. In verband hier-
mede zal het noodig zijn, dat door U.-. A.-. en de overige onderteekenaren
van het verzoek verklaard worde, dat daarin door elk hunner wordt vol-
hard, weshalve ik U.-. A.-. verzoek, mij vóór 17 Februari a. s. als het
tijdstip, waarop Groot-Officiereu weder in Groot-Besogne vergaderen, mij
zoodanige verklaring, door elk der BBr.'. onderteekend, te willen doen
toekomen, ten einde alsdan dien, overeenkomstig te kunnen handelen.
„Ik maak voorts van ileze gelegenheid gebruik, om aan L^.-. A.-. hierbij
terug te zenden het voor eenigeu tijd door V .'. X.\ aan mij teruggevraagd
afschrift van de door I^". A.-. en de overige BBr.-. ingediende aanvraag
om Constitutie.
„Met broederlijke gevoelens betiiig ik opnieuw te zijn, enz.
„Xamens den II.-. Eerw.-. Grootmeester-Generaal,
(w. g.) F. A. VAX Rappard."
Had men in den Haag- met deze missive zoo lang gewacht, totdat
men de zekerheid had, dat Br.*. Polak c. h., geheel ontmoedigd, den
strijd opgegeven hadden, of dat het aantal onderteekenaren belangrijk
verminderd was, om zoodoende althans den schijn van partijdigheid te
redden, of was het werkelijk belangstelling in de zaak, welke aanleiding
daartoe gaf? Het later gebeurde zal een voldoend antwoord op deze
vraag geven.
Onmiddellijk na de ontvangst van bovengemelde missive schreef Br.".
Polak aan zijn, nu weer tot geheel andere gevoelens bekeerden vriend, Br.*.
') De wet vordert eigenlijk een advies van de Loges. Het ia echter een bewezen
feit, dat de resp. Voorzittende Meesters in deze geheel eigenmachtig gehandeld, en
de op de oprichting van een zesde Loge te Amsterdam betrekking hebbende stukken,
in het geheel niet ter kennis van de leden hunner Loges gebracht hebben. Niet
de Loges dus, maar de Voorzittende Meesters hebben, alle recht en billijkheid met
voeten tredende, een afkeurend advies uitgebracht.
— 31 —
Verwey Mejan, wien liij met den inhoud daarvan l)ekend maakte, en
tevens zijn l)esluit mededeelde, om de zaak gelieel op te geven. Br.'.
Verweij Mejan prees in zijn antwoord van 25 December daaropvolgende
dit voornemen van Br.'. Polak zeer, en hij moedigde hem aan daarin
met zijn hem hekenden volhardingsgeest te blijven berusten, ten einde
zich zelven verder vergeefsche moeite te besparen, omdat de zaak
nu toch een stadium was ingetreden, waarvan, zelfs met de laterste in-
spanning, geen oogst te ontwoekeren was, daar men toch eenmaal vast
had besloten hun nimmer een Constitutie te verleen en!
Br.-. Verwey Mejan eindigde dit schrijven, met aan Br.-. Polak zijn
oprechte (?) smart te betuigen, dat men zulk een edel zaad nu eenmaal
volstrekt niet wilde laten opkomen, en voegde er vertrouwelijk bij, dat
hij hem immers reeds bij den aanvang genoegzaam ontvouwd had, welke
strijd hem tegenover de Voorzittende Meesters der vijf te Amsterdam ge-
vestigde Loges te wachten stond, en dat hij het hem wel voorspeld had,
dat deze zich met al hun invloed verpletterend op al zijn plannen en
pogingen zouden werpen !
Alhoewel Br.-. Polak door dit schrijven, zoo mogelijk, nog vaster in
zijn besluit, om zich aan de geheele zaak te onttrekken, versterkt werd,
wenschte hij toch gaarne te weten, welke dan toch de bedenkingen
waren, door die vijf Voorzittende Meesters, tegen zijn beginselen in het
midden gebracht, als de grondslagen, waarop zij hun afkeurend advies
gebouwd hadden. Tevens wenschte hij ook te weten, welke bewijzen
zij hadden aangevoerd, om te bevestigen en te staven, dat deze afkeurende
gronden niet hun individueele meening uitdrukten, maar volgens het dui-
delijke voorschrift der wet, ook het gevoelen van hun werkende Loge-
leden was. Met zekerheid toch wist hij het, dat de werkende leden
der vijf Loges volstrekt in deze niet waren geraadpleegd, dat men hen,
uit vrees om de zaak aan te roeren, geheel onkundig daarvan gehouden,
en eigenmachtig gehandeld had.
Daar Br.-. Polak aan het Groot-Besogne zijn besluit, om van de zaak
af te zien, nog niet had te kennen gegeven, meende hij in zijn volste
recht te zijn, aan het Groot-Besogne een afschrift van de door zijn tegen-
standers gemaakte bedenkingen te vragen, ten einde daarvan kennis te
nemen, en die desnoods te kunnen weerleggen, en Br.-. Polak was in zijn
volste recht dit te vorderen, daar elke profane rechtbank den beklaagde
de kennisneming van de tegen hem uitgebrachte beschuldiging niet ont-
houdt ; hoeveel te meer kon men dit dan niet van een ma(;onnieke recht-
bank verwachten ?
Vol vertrouwen, dat men dan ook, althans op zijn aanvraag, aan zijn
verlangen in deze zou voldoen, schreef hij aan den Br.-. Groot-Secretaris
een briefin dien geest, waarop hij 4 Januari. 1849 het volgende antwoord
ontving, dat zeer zeker niet pleit ten gunste van de ma9onnieke rechtspleging
in Nederland:
— 22 —
;/De Groot-Secretaris, enz. aan den Z.-. A.-. Br.-. M. S. Polak,
O.', van Amsterdam.
//Ik heb het voordeel gehad, uw missive van den 27^*^" der vorige
maand te ontvangen, en acht mij verplicht U, in antwoord daarop te
doen kennen, dat ik niet bevoegd ben, aan U.'. A.\ verlangen, ter mede-
deeling van het advies der arasterdamsche Loges, zonder hooger autorisatie
te voldoen.
//Zelfs bestaat er bij mij twijfel, of zoodanige mededeeling wel kan plaats
hebben, naardien de wet zegt :
//Alvorens dit verzoek ter tafel bij het Groot-Oosten te brengen
stelt de Grootmeester-Nationaal hetzelve request in handen van de
in de plaats gevestigde Loge of Loges. Het uitgebrachte advies zal
ter keuuis vmi het Groot-Oosten ?co?'den ff ebrac/d, en hetzelve declinatoir
zijnde, wordt de Constitutiebrief niet verleend, dan met een meerder-
heid van twee derden der uitgebrachte stemmen.
//De. loop, welke de zaak nemen moet, is dus duidelijk omschreven, en
daarbij niet gezegd, dat de BBr.-., die de aanvraag om Constitutie doen,
op dit advies zidlen worden gehoord. Dit zou wellicht ook in strijd
wezen met de betrekking der Loges tot het Groot-Oosten, waarvan zij
integreerende leden zijn. Het Groot-Oosten dus alleen neemt kennis en
beslist. Ik zal intusschen niet in gebreke blijven uw aanvrage, zoowel aan
den H.-. E.-. Grootmeester-Nationaal, als aan de BBr.-. Groot-Officieren
bekend te maken.
//Mocht de zaak anders worden begrepen, dan zal ik mij gaarne van
de deswege te ontvangen bevelen kwijten, enz.
//Mij vleiende, dat deze inlichtingen U.-. A.. wellicht van eenigen dienst
zullen zijn, heb ik het voordeel mij met br.-. hoogachting te noemen, enz.
//Uw heihvenscheude Medebr.-.
(w. g.) F. A. VAN Rapparu."
Uit dit allerl)eleefdste schrijven blijkt ten duidelijkste, dat het eenvou-
digste rechtsbeginsel, door een instinctmatig gevoel van l)illijkheid voor-
geschreven, in de wettelijke bepalingen van het Groot-Oosten van Neder-
land niet te vinden is. Welke wet stelt ooit de rechters boven de wet,
en machtigt lien, zooals hier feitelijk het geval was, om recht in hun
eigen zaken te spreken. Zoo ergens dan geldt hier het: diirahx, sed
scripta! Volgeiis de wet, mogen slechts de Afgevaardigden naar het Groot-
Oosten van de verschillende Loges, en niet de bezoekende BBr.-. in de
Groot-Loge spreken. In den regel is dit ook recbt, daar de Afgevaar-
digden hun instructies krijgen. Moest echter een Inllijke wet niet ook
voor exceptioneele gevallen, waarin de Groot-Loge recht tusschen twee
partijen moet spreken, een uitzondering maken. Had Br.'. Polak niet,
— 23 —
volgens de begluseleii van alle ])illijke wetboeken, moeten worden opge-
roepen, om zijn zaak te hooren behandelen, en haar des noods te verde-
digen? Voor welke profane rechtbank wordt dit ooit verzuimd? Deze
ma^ounieke rechtsbedeeliug had dus veel van recJdsverkmcJdbiff !
Dat Br.-. Polak na kennis van dezen brief genomen te hebbeu, nog
vaster iu zijn besluit versterkt werd, om geheel en al van die noodlottige
zaak af te zien, behoeft wel niet gezegd te worden. Hij liet haar dan ook
geheel en al rusten, tot 9 Februari 1849, toen hij besloot zijn mede-
onderteekenaren te gaan opzoeken, en hen zoowel met den inhoud van
den voormelden brief van den Br.'. Groot-Secretaris, als met zijn onwrikbaar
besluit om de zaak op te geven, bekend te maken.
Gelijk wij reeds gezegd hebben, waren er van de twaalf onderteekenaars
nog slechts zeven overgebleven; de eerste tot "wien Br.-. Polak zich begaf,
billijkte, ofschoon met leedwezen, de redenen, die hem tot dat besluit
genoopt hadden ; daarna begaf hij zich tot den tweede, die echter niet in
stad was. De derde Br.-, wilde intusschen van het opgeven der zaak
niets weten, en verzekerde aan Br.-. Polak, dat hij het aan zich zei ven te
wijten had, zoo weinig ondersteuning en deelneming bij de BBr.-. te
vinden. Zeer weinigen, zeide hij, waren met Br.-. Polak's plannen be-
kend, omdat hij de zaak zoolang had laten sluimeren, en niet voortgegaan
was, de BBr.-. met zijn denkbeelden bekend te maken. Het gevolg van
dit onderhoud was, dat Br.-. Polak zijn besluit introk en tegen 12 Fe-
bruari 1849 andermaal een Vergadering uitschreef, om de BBr.., die er
belang in stelden, met zijn Bouwstuk bekend te maken. Deze Vergadering,
even weinig talrijk bezocht als de vorige twee Vergaderingen, liep zeer
rustig af; alle aanwezige BBr.-. betoonden een zeer levendige belangstelling
in de zaak en verzochten Br.-. Polak aan het Groot-Besogne kennis te
geven, dat hij zijn plan krachtdadig weuschte door te zetten, en hun te
veroorlooven dat stuk mede te onderteekeuen.
Het getal zijner mede-onderteekenaars was inmiddels dien avond tot
zestien geklommen, en daar de termijn van antwoord, door den Br.-. Groot-
Secretaris in zijn missive van 20 December 1848 aangewezen met 16
Februari eindigde, werd dieuzelfden avond nog besloten, vóór den lö'^^'^
nog een Vergadering uit te schrijven, ten einde ook de namen van hen,
die op dien avond nog mochten opkomen met Br.-. Polak's antwoord
aan het Groot-Besogne te kunnen opzenden Onverwijld schreef nu Br.-.
Polak aan den Br.-. Groot-Secretaris en deelde hem mede, dat hij ver-
langde, dat aan zijn verzoek, in 1847 gedaan, zou gevolg gegeven worden,
en zond hij hem, in behoorlijken vorm ook de verklaring van zijn oude
en nieuwe mede-onderteekenaren, er bijvoegende, dat hij hem, vóór 17
Februari hoogstwaarschijnlijk nog verscheiden onderteekeningen van nieuw
toegetredenen zou doen toekomen.
Daar het lokaal Frmcati dien avond niet beschikbaar was, werd de
Vergadering in het lokaal VUedzorg in de Plantage gehouden. De tegen-
— 24 —
standers hadden innaiddels deze nieuwe poging vernomen, en verbolgen,
dat een zaak, die men reeds geheel onderdrukt en dood geloofde, zoo
geheel onverwacht weer een levensteeken begon te geven, meende zij van
hun kant nu ook alles te moeten aanwenden, om haar zooveel mogelijk
tegen te gaan. Toen Br.-. Polak ter Vergadering verscheen, waren reeds
een groot aantal BBr.'. aanwezig, dat nog toenam, terwijl hij de inleiding
tot zijn voordracht begon, en een kort overzicht gaf van al hetgeen sedert
Juni 1847 in deze was voorgevallen. Nauwelijks echter had hij deze in-
leiding geëindigd, of hij werd door den schoonzoon van den toenmaligen
Voorzittendeu Meester van de Loge la Charitc op ziük een gemeene en
onbeschofte wijze aangevallen, dat er een algemeene kreet van verontwaar-
diging opging. Toen Br.-. Polak den man op kalme en bedaarde wijze
op zijn plaats gezet had, droop onze held met zijn handlangers stilletjes
af, daar zij schenen te begrijpen, dat men hun anders tot heengaan zou
gedwongen hebben.
Toen de rust hersteld was, hervatte Br.-. Polak de werkzaamheden, en
het gevolg daarvan was, dat zich dien avond nog zeventien BBr.'. bij de
overige zestien aansloten. Men droeg toen op nog een openbare voorlezing
aan, daar de zaak eigenlijk uu eerst begon sensatie te maken en te leven.
Ook aan dit verlangen beloofde Br.-. Polak te zidlen voldoen; hij achtte
het echter, omdat een nieuwe Vergadering eerst ua den 17'^'=" Februari
kou worden gehouden, onvermijdelijk, hierbij de volgende maatregel te
nemen : Hij besloot namelijk de naamlijst der nieuw toegetredenen, reeds
den volgeuden dag aan den Br.-. Groot-Secretaris op te zenden, en hem
te verzoeken, wanneer hij deze namen bij het Groot-Besogne overlegde,
hun, daar de reeks der deelnemers met de laatst toegetredenen nog niet
was afgesloten, aldaar de toestemming te bewerkeu, de namen van allen,
die tot 1 Mei uog mochten toetreden, als wettige medeonderteekenareu
aan het Groot-Besogne op te zenden. Toen hij dit besluit ter keunis van
de Vergadering bracht, en dit algemeen goedgekeurd werd, bood een der
op dien avond toegetreden BBr.., die den volgenden dag zich naar 's Hage
moest begeven, aan, de overbrenger van de missive aan den Br.-. Groot-
Secretaris te zijn. Ten slotte werd er vastgesteld, dat er den 28*'«'"
Februari nog een openbare Vergadering voor BBr.-. Vrijmetselaren in
het lokaal Fratcati zou plaats hebben.
Teneinde nu de zaak behoorlijk voor te bereiden en niemand onkundig
te laten van hetgeen Br.-. Polak c. a. van plan was te doen, besloot hij
alle Loges in Nederland tot de op 28 Februari te houden Vergadering
uit te noodigen, en haar te verzoeken, zich toch de moeite te willen
geven, 1)ij deze gelegenheid kennis te komen nemen van een aangelegen-
heid, waarover zij als rechters tussehen hun BBr.-. beslissen moesten, en
waarvan zij, gelijk liij met grond kon vertrouwen, slechts een oppervlak-
kige, om niet te zeggen geheel eenzijdige kennis badden, terwijl toch de
uitslag dezer zaak een levensvraag voor een menigte weldenkende BBr.*.
moest zijn. De volgende missive werd 24- Februari 1849 aan alle Loges
in Nederland gezonden.
//Reeds in Juni 18-1-7 lieb ik mijn bedenkingen omtrent dat, wat onze
Loges zijn, maar ook omtrent dat, wat zij zijn kouden, rond en open in
een Vergadering van BB.-, voorgedragen. De zucht tot degelijkheid heeft
gezegevierd ; mijn gevoelen heeft weerklank gevoudeu, en het plan om in
het Oosten van Amsterdam een nieuw Loge, op zoodanige wijze ingericht,
te vestigen, werd een levensbehoefte voor veel weldenkende BBr.'. Wij
brachten dit ons verlangen voor het Groot-Besogne van Nederland. Ook
daar vond de zaak warme deelneming; zeer liet zich het Groot-Besogne
er aan gelegen liggen, en, hoe ongeneigd ook anders om het getal der
bestaande werkplaatsen nit te breiden, een werkplaats als deze, werd als
een noodzakelijke idtzondering beschouwd, die alle aanmoediging verdiende.
//Het aantal der deelnemers is sedert zeer toegenomen, en op het
aanstaande Groot-Oosten zal deze zaak behandeld, en ook aan uw stemming
onderworpen worden. BBr.-.! het geldt hier een heilige zaak; het geldt
hier het behoud der Orde, maar voornamelijk de rechten uwer ]\Iedebbr.-.
Met een enkel Ju of JW« zult gij over de zaak te beslissen hebben, die
voor ons van het hoog.ste gewicht is. Het woord Neen! BBr.-., is zoo
licht uitgesproken, en kou eens bij betere inlichting u smarten. En hoe
licht kon dit Neen niet het gevolg van onbekendheid met den vuren, aard
der zaak, of van opzettelijk verkeerde inlichtingen wezen?
//Om u dan in de gelegenheid te stellen, deze zaak geheel te kennen,
en uw Ja of Neen, naar de inspraak uwer harten te kunnen uitbrengen,
noodigen wij u lüt, ja verzoeken wij u broederlijk, onze over deze aange-
legenheid te houden laatste openbare bijeenkomst met uw tegenwoordigheid
te vereeren, en zei ven kennis van die belangen uwer BBr.-. te nemen,
waarover gij naar plicht en geweten oordeelen moet.
//Mij vleiende, — want gedeeltelijk, BBr.-. rust hiertoe een zedelijke
verplichting op u, — mij met uw respectieve tegenwoordigheid te zullen
vereerd zieu, heb ik de eer mij te noemen, enz.
(w. g.) :\L A. Polak, Litt. Hum.. Dr."
//NB. De VergaderiiKj zul ffehoudeu worden in het lokaal Frascati,
ten IVti uur.»
Ofschoon deze missive aan uUe Loges in Nederland gezonden werd,
waren er slechts vier, namelijk de Loge de Edelntoedujheid te 's Bosch,
V Iméparable te Bergen op Zoom, en de beide Voorzittende Meesters van
de Loges te Zierikzee en den Helder, die zich verwaardigd hadden, Br.-.
Polak een antwoord te zenden, waarin zij het zeer betreurden, om ver-
schillende redenen niet in de gelegenheid te zijn, aan diens billijk verlangen
te voldoen; alle overige lieten, — niet zeer l)eleefd van BBr.-. Vrijmetse-
laars, — volstrekt niets van zich hooren ! Slechts één Loge maakte op
— 26 —
dit onbroederlijk o'edrag- een loffelijke nitzondering, namelijk de Loge
da EendracJd te Kotterdam, welker Voorzittende Meester, Br.-. Jos. J.
Crooswijck, Br.-. Dr. De Vrij afvaardigde, om de Vergadering bij te wonen.
De vastgestelde avond was inmiddels genaderd en Br.-. Polak begaf zich
naar het lokaal; nauwelijks was hij daar aangekomen, of hij vernam van
een der medeonderteekenaren, die hem in de voorzaal wachtte, dat de
gehoorzaal opgepropt vol was. dat hij zich op een hevige oppositie
moest bereid houden, omdat er niet slechts een menigte officieren van de
vijf amsterdamsche Loges waren opgekomen, maar omdat deze geruimen
tijd in kleine groepen de voorzaal op en neer gewandeld, en ijverig met
elkander ])eraadslaagd hadden, al hetgeen hem deed vermoeden, dat zich
een zeer hevig onweer dreigde saam te pakken.
Na de brieven der vier voormelde Loges, alsmede den aanbevelingsbrief
van Br. de Vkij ontvangen, en zijn Ijeangsten medeonderteekenaar gerust
gesteld te hebben, begaf Br.-. Polak zich in gezelschap van Br.-, de Vrij
naar de zaal, die hij inderdaad opgepropt vol vond.
Er heerschte een diepe, plechtige stilte in de zoo ongemeen talrijke
vergadering, maar de sarcastische gebaren van eenige otficieren, gedurende
Br.-. Polak's inleiding, waarin hij in korte trekken de geheele toedracht
der zaak sedert Juni 1847 met leyendige kleuren schetste, ontgingen zijn
opmerkzaamheid niet. Nadat Br.-. Polak zijn voordracht geëindigd had,
die met de grootste kalmte werd aangehoord, spoorde hij de BBr.-. tot
deelneming aan, en men verdrong zich in menigte naar de tribune, om
het verzoekschrift, tot oprichting eener zesde Loge te Amsterdam, te
onderteekenen, zoodat het aantal medeonderteekenaren dien avond tot
vijfenveertig klom. Er werd \\\\ besloten, voortaan geen openbare
Vergaderingen meer te houden, en ook geen nieuwe deelnemers zonder
voorkennis en goedvinden der vijfenveertig onderteekenaren meer toe te
laten, en dat de namen der nieuwe ondertéekenaars reeds den volgenden
dag aan den Br.-. Groot-Secretaris zouden opgezonden worden. Op verzoek
van Br.-, de Vrij stelde Br.-. Polak zich ljeschikl)aar, om zijn Bouwstuk
te Rotterdam te komen voordragen.
Door deze Vergadering had de reeds lang opgegeven zaak een nieuwen
vasten bodem verkregen ; reeds den volgenden dag schreef Br.-. Polak
aan den Br.-. Groot-Secretaris, en zond hij hem de namen der nieuw
toegetredenen, terwijl hij tevens een brief aan Br.-. Verwey Mejan richtte,
waarin hij hem van alles, wat er sedert zijn laatste schrijven was voor-
gevallen, een nauwkeurig verslag gaf. Br.-. Polak had op eenige bemoe-
diging en deelneming van zijn kant gerekend, maar voor den eersten
keer ontving hij een echt diplomatiek, dat wil zeggen, did^belzinnig en
rekl)aar antwoord, waarin hij hem echter ten slotte altijd nog van zijn
hulp en nuulewcrking verzekerde, zoodat Br.-. Polak c. .v. dan ook met
gespannen verwachting het op .5 Juni te houden Groot-Oosten te gemoot
zasren.
— 37 —
Onrlertusschen ontving Br.". Polak in Maart een schrijven van Br.\
Crooswijck te Rotterdam, waarin deze hem verzocht naar Kotterdam te
komen, teneinde ook de Loges aldaar met zijn beginselen bekend te maken,
dat hij het echter l)eleefdlieidshalve raadzaam achtte, dat Br.'. Polak van
deze idtnoodiging aan de twee andere te Rotterdam gevestigde Loges
kennis zon geven, om haar tot gemeenschappelijke medewerking uit te
noodigen, teneinde niets te verzuimen, wat hem de sympathie dezer beide
Loges zou kunnen doen verwerven.
Br.'. Polak verzuimde niet dezen raad op te volgen, en schreef aan de
beide Voorz.'. MMr.-. der beide andere Loges te Rotterdam. Hij ontving
ook weldra een antwoord van de Loge Frédcric Royal, waarin men zich
bereid verklaarde, een Commissie te benoemen, om nadere kennis van de
zaak te nemen, en werd de te houden Vergadering op 22 Maart 1849,
in het lokaal Verscheldeuheid en Overeenstemminr/ , vastgesteld.
Vergezeld van Br.-. Asseler, een der medeonderteekenaren, Ijegaf Br.'.
Polak zich op den bepaalden dag naar Rotterdam, waar, onder Voorzitter-
schap van Br.-. Crooswijck, de leden der drie te Rotterdam gevestigde
Loges vrij talrijk waren opgekomen, die met de meeste belangstelling het
Bouwstuk aanhoorden, en hun sympathie voor de beginselen, daarin neer-
gelegd, betuigden. Voorts werd Br.'. Polak bij monde van Br.'. Crooswljck
de verzekering- gegeven, dat de gezamenlijke rotterdamsche Loges, bij de
behandeling zijner zaak op het aanstaande Groot-Oosten, hun stemmen
vóór hem zouden iiitbrengeu.
Tevreden en weer met nieuwen moed 1)ezield, verlieten beide BBr.-.
Rotterdam, en begaven zij zich naar Den Haag, daar Br.-. Polak een
bezoek wenschte te brengen aan Br.-, van Dam van Isselt, lid van het
Groot-Besogne, teneinde dezen Br.-., die reeds vroeger in een brochure
over het verval der Orde in Nederland geklaagd had '), voor de goede
zaak te winnen. Br.-. Polak werd door dezen Br.', zeer vriendelijk ont-
vangen ; maar hij was niet weinig verbaasd vai diens mond de aanmerking
te vernemen, dat hij zichzelven den weg tot het verkrijgen van een
Constitutie bemoeielijkt had, en wel omdat hij zijn aanvraag om Con-
stitutie had doen vergezeld gaan van een onbewimpelde uiteenzetting van
de redenen waarom, en de grondslagen tcaarop, hij te Amsterdam een
zesde Loge verlangde te stichten, daar hij had kunnen volstaan met, zouder
in eenige bijzonderheden te treden, eenvoudig verlof te vragen om een
nieuwe Loge te Amsterdam op te richten, een recld, dat men den wettig
aangenomen Vrijmetselaar ha il noch i,ia(j weigeren! Br.'. Polak bracht
daartegen in het midden, dat hij, met het oog op het nu eenmaal door
het Groot-Oosten daarbij aangenomen beginsel, om het getal der bestaande
Loges niet te vermeerderen, gemeend had, in duidelijke trekken aan te
toonen, dat de Loge, Avelke hij met zijn medeonderteekenaren mlde op-
1) Zie blz. 7. -
— 28 —
richten, geen Loge van den gewonen stempel, maar een Reformloge zon
wezen. Nadat Br.-, van Dam van Isselt, op dien grond, Br.-. Polaks
maatregel 1)illijkte, tastte deze hem met zijn eigen woorden aan en zeide hij,
dat, wanneer volgens zijn gevoelen het verleeuen van een Constitutie het
i-echt is, dat men een Vrijmetselaar, die haar langs wettigen weg tracht
te verkrijgen, op zijn eenvoudige aanvraag n'wt kan noch mag geweigerd
worden, met icdk rccld men dan een wettig aanzoek van vijfenveertig
BBr.-. Oudraeesters, allen leden, en meestal Officieren der vijf te Arasterdam
gevestigde Ivoges, zou kinnicH afwijzen, en dat alleen op grond, dat hun
aanzoek niet categorisch, maar met de noodig geachte gronden onder-
steund was'?
13r.-. VAN Dam van Isselt wist daartegen niets in te brengen, en met
een: „(Jij hebt volkomen gelijk!" werd dit onderhoud afgebroken.
Naar Amsterdam teruggekeerd, bracht Br.-. Polak aan zijn medeonder-
teekenareii verslag uit van het residtaat zijner voordracht te Rotterdam,
en zijn onderhoud met Br.-, van Dam van Isselt, waarna zij de maat-
regelen beraamden, die er tegen den beslissenden dag van 5 Juni 1849
nog dienden genomen te worden. Op deze Vergadering, welke 21 Mei
1840 in het lokaal Framcdi gehouden werd, deed hij de volgende voor-
stellen :
1*^. Daar hij kort na zijn terugkomst van verschillende BBr.-. Officieren
der ainsterdamsche Loges, vernomen had, dat de beschrijvingsbrieven, die
de op ii(^t aanstaande (Jroot-Oosten te behandelen ondenverpen, door het
Groot-Besogne reeds aan de verschillende Loges waren toegezonden, zonder
dat daarop de behandeling der zaak van een op te richten zesde Loge
te .Vmsterdam voorkwam; daar het voorts, wanneer deze mededeeling op
waarheid gegrond was, te vreezen stond, dat de zaak andermaal vooreen
jaar zou worden uitgesteld, — zoo verlangde hij, dat de Vergadering,
op grond van die berichten, een door alle aanwezigen onderteekeud, krachtig
protest tegen elk nieuw uitstel aan het Groot-Besogne zou doen toekomen,
teneinde elke mogelijke vertraging te voorkomen.
2.). De Vergadering zou besluiten, een (Jommissie te benoemen, die,
als haar afgevaardigden, de Vergadering van het Groot-Oosten zou bijwonen,
om bij de behandeling van haar zaak tegenwoordig te zijn, teneinde des
noods, te juister tijd en plaats, de noodig te achten doeltrefiende maat-
regelen te kunnen nemen.
Nadat deze beide voorstellen aangenomen waren, werd onmiddellijk het
volgende protest opgesteld, en 23 ;^[ei 1819 verzonden:
//Aan het Groot-Oosten van Nederland.
//De ondergeteekende van den Z.-. A.-. Z.-. V.-. Br.-, van Ivappard,
onder dagteekcning van 20 December 1848, p.-. s.., in naam van den
IL". E.-. Grootmeester-Nationaal, een missive ontvangen hebbende, waarbij
— 29 —
hij en zijn medeonderteekenaren nitgenoodigd worden, zich te verklaren,
of zij weuschen, dat aan hun in Juni 1847 geuit verlangen gevolg zou
worden gegeven, heeft daarbij tevens de verzekering verkregen, dat in geval,
het verzoek van hem en zijn medeadressanten, om concessie te erlangen,
tot het oprichten eener wettige Loge in het O.-, van Amsterdam, svb
titulo: iiPost Niihila Lilt," zonder uitstel op het eerst te houden Groot-
Oosten, — dat plaats zal bel)l)en op 3 Juni dezes jaars, — zal worden
behandeld.
,,Hij en zijn toenmalige onderteekenaren hel^ben zich, evenals de later
toegetredeuen, vóór- de voortzetting van hun zaak verklaard, en meenen
daarom ook met recht op de otficiëele beloften van den H.-. E.". Groot-
meester-Nationaal te mogen bouwen ; ja zij vleien zich bij voorraad, met
een gnnstigen uitslag, daar zij slechts het recht vorderen, om zich in hun
bijeenkomsten, naar hun overtuiging, als Vrijmetselaren te ontwik-
kelen, een recht toch, dat men hun, naar hun bescheiden meenin^, billij-
kerwijze kan noch mag betwisten.
//Daar zij echter van verschillende kanten vernomen hebben, dat de
behandeling van deze hun zaak niet is uitgedrukt op den
aan de respectiev^e amsterdamsche Loges toegezonden beschrijvingsbrief,
waarop de werkzaamheden zijn aangewezen, op dit Groot-Oosten te ver-
richten, zoodat bijgevolg, hun zaak op dit Groot-Oosten niet zal kunnen
worden behandeld ; —
//Daar zij hieruit aanleiding ontleenen, om te vermoeden, dat men,
in weerwil van alle schriftelijke verzekeringen, de eindbeslissing dezer zaak
andermaal voor een jaar zou willen uitstellen, zoo verklaren zij, voor
het geval zich dit gerucht bevestigt :
//Dat zij ernstig en krachtig tegen ieder uitstel in deze profes-
te er en, en zich aan hun onwrikbaar recht ter behandeling dezer
zaak op dit Groot-Oosten houden ;
//Dat zij dus verzoeken en bidden, desnoods echter verlangen en
vorderen; of, dat aan deze zaak, op dit Groot-Oosten een afdoend einde
gemaakt, of, dat men hun, — in een .tegenovergesteld geval, — tenminste
het recht toekenne, om zich voorloopig, en tot na de eindbeslissing hunner
zaak, — in dit geval tot wederopzegging toe, — wettig te constitueeren,
onder plechtige belofte zich weder te ontbinden, wanneer men hun het
volgende jaar op bUlijke grondslagen een Constitutie mocht weigeren,
opdat zij niet langer verstoken blijven van een recht, dat hun, naar hun
meening, als Vrijmetselaren, kan noch mag onthouden worden.
//Met eerbied en br.-. hoogachting hebben zij het voorrecht zich te
noemen, enz."
Nadat dit stuk door alle aanwezigen onderteekend was, ging de \ erga-
dering, naar aanleiding van Br.-. Polak's tweede voorstel over tot het
benoemen van een Deputatie van vijf BBr.-., die hem naar het Groot-
— 30 —
Oosten zouden vergezellen. Nu echter werd, — en niet ten onrechte, —
de vraag opgeworpen., of men hen, daar zij geen Afgevaardigden van een
wettig geconstitueerde Loge waren, en slechts een Commissie van de
wVereeniging tot oprichting der Loge Poü Nubila Liu;^' als zoodanig toegang
tot de Vergadering van het Groot-Oosten zou verleenen. Xa deze zeer
gegronde opmerking werd aan Br.'. Polak opgedragen, om, bij het af-
zenden van bovenvermeld protest, tegelijk den Br.-. Groot-Secretaris over
dit punt te ondervragen, en van hem de noodige inlichtingen in te winnen,
of, en zoo ja, onder welke formaliteiten een Commissie van die Vereeniging
toegang tot de Vergadering van het Groot-Oosten kon verkrijgen.
Op dit protest en de begeleidende missive aan den Br.. Groot-Secretaris,
antwoordde deze reeds den 25sten daaropvolgende:
,/Ik zal op het punt der behandeling uwer zaak op het Groot-Oosten
niet antwoorden. Xa de verzekering, welke ik u gaf, kon noch mocht
u niet twijfelen. Deze verdenking is niet broederlijk !
„Meesters Vrijmetselaars worden op het Groot-Oosten toegelaten, mits
voorzien van een Certificaat. Eigenlijk behoort de opgave der bezoekende
BBr.\ vanwege een Loge te geschieden. Li elk geval raad ik u die opgaaf
te doen aan den Z.-. A.-. Br.-. Groot-Ceremoniemeester J. D. Hoekwater
te Delft, Korenmarkt.
„Opgave der Loges, waarin de Meesters aangenomen zijn, behoort daarbij
gevoegd te worden.
II Alle bezoekers betalen bij hun entree zeven Gulden, onverschillig of zij
aan het banket deelnemen of niet.
//Ik twijfel niet of hiermede zal aan uw verlangen voldaan zijn, enz.
(w. g.) F. A. VAN Rappabd.
Br.-. Polak deed, wat hem indien brief was gelast, en schreef tevens aan
Br.-. Vehwey Mejan te'sHageen aan Br.. CiiooswucK te Rotterdam, hun
keunis gevende, dat er vanwege de //Vereeniging tot oprichting der Loge
Fost Nubila Ln,rj" een Deputatie de Vergadering van het Groot-Oosten zou
bijwonen, hun verzoekende, ditmaal hun krachten met de zijne te willen
vereenigen, teneiiule de zaak, die nu reeds volle twee jaren hangende was
geweest, eindelijk met een goede \iitkomst bekroond te zien. Br.-. Croos-
wiJCK antwoordde daarop, dat hij volstrekt niet kon begrijpen, waartoe,
ziük een Deputatie zou dienen, daar het toch bekend was, dat de bezoe-
kende BHr.-., en immers meer was deze Deputatie ook niet, daar zij niet
uit Afgevaardigden van een wettig geconstitueerde Loge bestond, — het
recht niet hadden in die Vergadering het woord te voeren, en zij dus
aangewezen waren tot een geheel passieve ho\iding.
Br.-. Verwey Mejax, die inmiddels van voorstander tegenstander der
zaak was geworden, liet Br.-. Polak's brief onbeantwoord.
Toen Br.-. Polak met de hem vergezellende BB.', den S^^^" Juni te
's ILige aankwam, wachtte Br.-, de Vkij hem aan het stationsgebouw, om
— 31 —
hem naar Br.-. Crooswijck te geleiden, die hem mededeelde, dat er reeds
een hevige woordenwisseling; tnsschen hem en Br.-. Lexfrink, voormalig
Groot-Officier, en eenige andere BBr.-. had plaats gehad, alleen, omdat
ook hij zich niet tegen Br.-. Polak's pogingen verklaard en verzet had.
Zoowel van dezen Br.-, als van verscheiden andere BBr.-. vernam Br.-.
Polak voorts, dat men allen iegen zijn pogingen had ingenomen, en dat
dus zijn zaak reddelooH verloren was. Voorts gaf men hem de verzekering,
dat de Afgevaardigden omtrent zijn grondbeginselen volstrekt blind waren
gehouden, en dat men hun alleen in het hoofd had gezet, dat zijn pogingen
gevaarlijk voor de Orde waren, en dat het dus plicht was, die te
onderdnikken. In één woord, de amsterdamsche Voorzittende Meesters
hadden volkomen gezegevierd; de aanvraag van Br.-. Polak c. s. zou dus
bij de stemming onvermijdelijk vallen !
Ook de overige BB.'., welke tot de Deputatie behoorden, hadden soort-
gelijke berichten ingewonnen ; men wist dus reeds vooraf met zekerheid,
dat de beginselen door Br.-. Polak in zijn Bouwstuk idteengezet, zonder
dat men die kende, veroordeeld waren, en dat het verzoek dus zou afge-
wezen worden, zonder dat de rechters zelven wisten, wat Br.-. Polak c. s.
misdaan hadden, om na een tweejarige aanhoudende worsteling, een af-
wijzend vonnis te verdienen !
Het behoeft wel niet gezegd te worden, in welke gemoedsstemming
Br.-. Polak en zijn Medeafgevaardigden, de receptiekamer der Grootloge
binnentraden ; deze pijnlijke toestand zon echter nog meer verhoogd wor-
den, door een incident, dat bij mtnemeudheid geschikt is, den onbevoor-
deelden lezer nog meer te overtuigen, met welke haat en bitterheid men
tegen Br.-. Polak c. h. handelde.
Een der medeafgevaardigden, wijlen Br.-. J. Ellerman, toenmaals nog
Officier van de Loge La Paix te Amsterdam, had ongelukkiger wijze zijn
Diploma vergeten, en beriep zich ten l)ewijze, dat hij Meester Vrijmetse-
laar, en dus gerechtigd was de Vergadering van het Groot-Oosten bij te
wonen, op de getuigenis van zijn Logemeester Br.-. J. D. Lulofs, welk
Groot-Officier toevallig bij dit voorval tegenwoordig was. Met een even
onbegrijpelijke als ongeloofelijke onljeschaamdheid verklaarde deze, voor
den Br.-. Groot-Ceremoniemeester C. van den Vijver, dat hij zich niet
bepaaldelijk herinneren kon, of Br.-. Ellerman wel Meester was!!! En
als niet een ander der Afgevaardigden, wijlen Br.-. J. E. Bijlsmit, in het
midden gekomen, en de zaak met Br.-, van den Vijver geplooid had,
terwijl Br.-. Ellerman met zijn lengenachtigen Logemeester in een alles
behalve In-oederlijken woordenstrijd geraakt was, zou men zich van dit
schandelijk voorwendsel bediend en aan Br.-. Ellerman den toegang ge-
weigerd hebben. Wij laten het aan den weidenkenden lezer over te be-
palen, hoe men zidk een handelwijze in de zoogenaamde profane wereld
zoit noemen !
Onder den indruk van deze onvenvachte ontmoetingen, die men het
— 32 —
allerminst in een maeonnieken kring zou venrachten, begaf Br.-. Polak
zich naar de receptiekamer, om Br.'. Verwey Mejan op te zoeken, en
hem te vragen, of het waarheid was, wat hij vernomen had, namelijk, dat
men zich ten doel had gesteld, om de Afgevaardigden, die heden zijn
zaak beslissen moesten, inplaats van hen met de eigenlijke grondslagen,
waarop zijn verzoek berustte, bekend te maken, — slechts tegen hem in
te nemen, en hen over te halen, om hun stemmen tegen hem uit te
brengen? Br.". Yerwey Mejan antwoordde daarop, dat hij daai'van niets
vernomen had. De vraag echter, of hij dan ook wist, dat men zorg ge-"
dragen had, de Afgevaardigden met zijn Bouwstuk en de daarin ontwik-
kelde beginselen bekend te maken, Ijraeht hem in zichtbare verlegenheid;
hij scheen versteld over deze onverwachte vraag, die op den man af gedaan
werd, en hielp zich uit zijn verlegenheid, door eenigszins bedremmeld ten
antwoord te geven : dat hij er niet aan twijfelde, maar het nochtans niet
met zekerheid bevestigen kon; hij verklaarde zich intusschen bereid, Br.'.
Polak naar Br.*. Jan Schouten, toenmaals Gedeputeerd Grootmeester-
Nationaal, te geleiden, die hem omtrent dit alles de nauwkeurigste in-
lichtingen kon geven.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Br.'. Polak richtte tot Br.'. Schouten de
vraag; of hij de Afgevaardigden even zorgvuldig met zijn gronden,
als met de afwijzende motieven van zijn tegenpartij had bekend gemaakt ?
Br.'. Schouten beantwoordde deze vraag onbewimpeld ontkennend. Daarop
verklaarde Br.'. Polak in zijn rechtmatige verontwaardiging, dat hij de
Logezaal niet verlaten, noch een stemming over zijn verzoekschrift dulden
zou, voordat hij in open Loge zijn meergemeld Bouwstuk, dat hij bij zich
had, aan de stemgerechtigden, zijn rechters, zou hebben voorgelezen !
Br.'. Schouten beriep zich te vergeefs op de rechten der Groot-Loge,
waar slechts wettig benoemde Afgevaardigden van geconstitueerde Loges
het woord mochten voeren, en waar dus aan Br.'. Polak het spreken
ten strengste verboden was! Br.'. Polak echter verklaarde luid en met
nadruk, dat hij volstrekt niet geneigd was, de rechten van een tribunaal
te eerbiedigen, dat zich niet ontzag, onder den schijn van recht, opeen
ruwe en onbeschaamde wijze, de onmiskenbare rechten van wettig aange-
nomen Vrijmetselaren met voeten te treden ; dat het, onder zoodanige
omstandigheden, de plicht van elk ordelijk man was, gelijk met gelijk te
keer te gaan, en evenals bij een (jechcongen zelfierdedig'utg, naar het recht
van den sterkste te handelen, zoodat Br.'. Schouten zich kon verzekerd
houden, dat hij zich niet door geweld het zwijgen zou laten opleggen.
Br.'. Schouten, overtuigd in Br.'. Polak den man gevonden te hebben,
die zich niet als een schooljongen ' zou laten wegjagen, was onthutst, en
zeide toen op een zachter toon, dat Br.'. Polak volkomen gelijk had, dat
de Afgevaardigden met zijn grondstellingen inderdaad niet bekend waren ;
dat hij echter, omdat Br.'. Polak toch in de geopende Groot-Loge zelf
niet mocht spreken, en omdat het nog wel een vol mir duren zou, alvorens
— 3S —
de werkzaamhedeu geopend werden, — liet Colleg-e van Groot-Officieren
(het Groot-Besogne) dadelijk bijeenroepen zon, om het over deze aangele-
genheid te raadplegen; Br/. Polak zou middelerwijl den uitslag der beraad-
slagingen in het lokaal zeil' afwachten.
Nauwelijks was er een half uur verstreken, of Br.'. Lulops kwam Br.".
Polak namens het Groot-Besogne verzoeken, om zijn, in de zaal onder
de BBr.". verstrooide Medeafgevaardigden bijeen te roepen, daar hij hun,
van wege het College van Groot-Officieren, een voorstel te doen had.
Br.'. Polak voldeed aan dit verlangen, en toen de BBr.-., die de Depu-
tatie van de Yereeniging tot oprichting van de Loge Post Nnbtla Lux
uitmaakten, bij elkander waren, stelde Br.'. Lulofs hun het volgende voor :
//Heit Groot-Besogne, overwegende, dat de eisch van Br.'. Polak hillijk
is, aangezien de Afgevaardigden met zijn grondbeginselen niet bekend
waren, stelt daarom het volgende voor :
//Br.'. Polak c. s. zouden er van hun kant in toestemmen, de loehan-
deling van hun zaak nog voor een jaar, — dus tot het volgende Groot-
Oosten — te verschuiven. Daarentegen zou zich dan het Groot-Besogne
verbinden, om door het Groot-Oosten een Commissie te laten benoemen,
die met hen de doelmatigste middelen zou beramen, om de gezamelijke
nederlandsche Loges dermate met hun grondbeginselen bekend te maken,
dat de Afgevaardigden voor het volgende Groot-Oosten de zaak, waarover
zij oordeelen moesten, in het volgende jaar nauwkeurig zouden kennen.
Het Groot-Besogne zou dan op zich nemen, om voor de uitvoering van
het door hen in deze vastgestelde te waken.
//Voorts zou liet Groot-Besogne de zorg op zich nemen, om, wanneer
Br.'. Polak c. s. hierin genoegen namen, ook de goedkeuring en toestem-
ming van de Groot-Loge voor deze onderlinge overeenkomst te bewerken."
Men vergete niet, dat het Groot-Besogne reeds twee volle jaren het
Bouwstuk van Br.'. Polak in zijn bezit, en daarmede ook, als men slechts
in ernst de waarheid f/eicihl had, de middelen in handen had gehad, om
de Loges in Nederland, zoowel met de redenen, waarom Br.'. Polak c. s.
te Amsterdam een nieuwe Loge wilden stichten, als met de gronden
van hun tegenpartij, — als deze, waaraan met recht getwijfeld mag worden,
him afkeurend advies met gronden ondersteund had, — naar plicht en
billijkheid bekend te maken.
Hoe smartelijk der Deputatie, na een pijnlijk wachten van twee jaren,
elk nieuw uitstel viel, en hoe hard het haar ook, met het oog op het
willekeurige gedrag, dat men tegenover deze BBr.'. gevolgd had, ook moest
vallen, zij onderwierp zich nochtans geredelijk aan dit voorstel, zonder
zich zelfs het geringste verwijt te veroorlooven, Avaarom men niet reeds
voor twee jaren op deze wijze gehandeld had.
Intusschen werden door den Br.'. Groot-Cermouiemeester de Afgevaar-
digden der verschillende. Loges, naar den Tempel geroepen; op de Afge-
vaardigden volgden de BBr.', bezoekers, die allen afzoiulerlijk op den
— ^4 —
naam hunner respectieve Loges werden opgeroepen; Br.'. Polak c. a., —
ofschoon ook zij tot verschillende te Amsterdam gevestigde Loges behoor-
den, — werden niet op de namen hunner Loges, maar gezamelijk als een
„Commissie der Vereeniging tot oprichting der Loge Post Nubila Zw.r,"
den Tempel binnengeleid. In het voorbijgaan verzoeken wij onzen Lezers
deze omstandigheid wel in het oog te houden.
Toen ei il (ld ij ü; — ja eindelijk, want de behandeling van deze reeds
twee jaren hangende zaak was, teyen alle (jehrnihelijl-e vormen, en dus
bepaaldelijk niet zonder doel, het laatste op de lijst der werkzaamheden
gesteld, — de beurt aan het verzoek van Br.-. Polak c. s-. kwam, maakte
Br.-. Schouten de Vergadering let^rlijk met het tusschen het Groot-
Besogne en Br.-. Polak c. s. overeengekomeue bekend, en vroeg er de toe-
stemming van de Groot-Loge voor. Dit voorstel werd l)ij acclamatie
aangenomen, en onmiddellijk daarna overgegaan tot het benoemen van een
Commissie van drie leden, om zich met Br.-. Polak r. .f. over den verderen
loop der zaak te verstaan.
Daar hiermede het laaUte punt, dat men op den beschrijvingsbrief
gebracht had, was afgehandeld, en het middelerwijl reeds laat in den
namiddag geworden was, werd de gewone pauze ingesteld. Na de pauze
zouden Br.-. Polak e. s-. dan met de benoemde Commissie, in een der
nevenvertrekken bijeenkomen, om verder te beraadslagen.
Men stelle zich intusschen hun diepe verontwaardiging voor, toen Br.-.
Polak c. -y. zich andermaal schandelijk misleid, op een sluwe, huichel-
achtige wijze hedrogen, en als het Avare door snood geweld zich gedwongen
zagen, om zelven de plannen van hun tegenpartij in de hand te werken.
Andermaal immers werd hun daar het bewijs geleverd, dat nieu, gansch
niet ter goedertronn-, slechts tijd zocht te winnen, slechts trachtte Br.-.
Polak e. *. door een idtstel ud calendas graecas te ontmoedigen, en langs
dien weg, de zaak een langzamen, maar zekeren dood te doen steiTcn !
Want zouder een enkel woord te spreken legde men hun daar een geschreven
stuk voor, noodigde hen uit kennis van den inhoud te nemen, en het te
onderteekenen. Dit stuk nu bevatte niets meer noch minder, dan een
eenvoudig verzoek, door Br.-. Polak c. s. aan de Groot-Loge gericht,
waarin zij smeekten, dat het der Groot-Loge behagen mocht,.... de
behandeling van hun zaak tot het volgende jaar uit te stellen ! ! ! Men
vergete vooral niet, dat Br.-. Polak c. -f. nog kort te voren ') tegen elk
uitstel ten krachtigste geprotesteerd hadden ; . . . . en nu vergde men van
hen, dat zij zelven om uitstel zouden bidden!!! Is dat l)roederlijk, is
dat in den geest der Orde gehandeld r
Toen Br.-. Polak inzage viui dit stuk genomen had, riep hij uit: //En
niets verder y ... . waartoe verplicht zich dan het C root -Besogne!-'" —
„Tot volstrekt niets ! " was het lakonieke antwoord.
') Zie bladz. 29.
— 35 —
Wij hebben geen ^'oordeu voor zulk een tronwelooze handelino-, en
laten het aan onze lezers over, die naar verdienste te schatten en met
den waren naam te bestempelen. Maar daarmede was de reeks der
beproeving-en niet afgeloopen, waaraan men Br.-. Polak c. s. onderwierp;
zij zouden nog menige treurige ondervinding van hun BBr.-., die voor-
gaven hun belangen te behartigen, opdoen.
Overstelpt van verontwaardiging staarde Br.-. Polak dat stuk papier
eenige oogenblikken aan, en eindelijk riep hij uit :
— Dat is het niet, wat wij met het Groot-Besogne zijn overeengekomen ;
dat is het niet, wat Br.-. Schouten aan de Groot-Loge heeft voorgesteld,
en dat door de Vergadering bel^rachtigd werd! Dat is eigenlijk mis-
leiding ; . . . . dat is een schandelijk verdraaien en verbreken van een over-
eenkomst, of ffij heljt uw mandaat geheel verkeerd begrepen !
— Wat raaskalt gij daarvan verdraaien? riep Br.-. Donker, een der leden
van de Commissie en Voorzittend Meester van de Loge te Purmefend
uit; — er valt hier volstrekt niets tegen te spreken. Gij hebt eenvoudig
te onderteekenen, of niet te onderteekenen. In het laatste geval zullen
wij de zaak in stemming Iwengen, en dan .... dan zal zij met zekerheid
vallev. !
— Dat heb ik heden morgen reeds bemerkt, — antwoordde Br.-.
BiJLSMiT, — toen ik toevallig een gesprek tusschen Br.-. Schouten en
Br.-. VAN Dam van Isselt hoorde. Ik ondekte het namelijk daardoor,
dat Br.-. Schouten onherroepelijk het besluit had opgevat, er met inspan-
ning van al zijn krachten tegen te waken, dat Pont Nnhila Lu.v nimmer
constitutie zou verkrijgen ') !
Diep geschokt vroeg Br.-. Polak, hoe het toch mogelijk was, dat BBr.-.
Vrijmetselaren zoo trouweloos handelen, en een plechtig gesloten overeen-
komst zóó boosaardig verdraaien en vervalschen, zóó gewelddadig verbreken
konden? Te vergeefs! Een spottende glimlach, van de ijskoude, afgemeten
woorden vergezeld :
— Teekenen, of de zaaJc zal dadelijk vallen! — was het antwoord.
— Maar, — riep Br.-. Polak andermaal uit, — het Groot-Besogne heeft
zich immers tegenover ons tot gemeenschappelijk handelen verbonden.
Daaromtrent moesten wij ons immers met de Commissie verstaan. Wij zijn
niet herwaarts gekomen, om een uitstel, waartegen wij nog onlangs met
nadruk geprotesteerd hebben, te verzoeken. En waartoe zou trouwens
een iiitstel dienen, als het Groot-Besogne niet wil medewerken, om de
Afgevaardigden tegen het volgende jaar, beter dan thans in te lichten?
— Het Groot-Besogne, — kreeg Br.-. Polak tot antwoord, — heeft
zich tegenover u tot nieis hoegenaamd verplicht, en behoeHle dit ook niet
te doen. Schaft u een wet aan, die kunt gij voor slechts één gulden
>) Later heeft Br,-. Bijlsmit dit in een brief van 11 Januari 1852, openlijk
aan het Groot-Besogue, en den toen nog levenden Br.-, Schouten verweten.
3-x-
— 36 —
bekomen, en gij zult zien, dat hot Groot-Besogne u niets versoliuldigd is.
Dus of gij teekent, uf wij gaan ouniiddellijk been, lirengen de zaak in
omvraag, en maken er, kort en goed, met één sbng voor altijd een
einde aan!
Verkropte woede bad als het ware Br.-. Polak's tong verlamd. Op
alles, wat zijn wederstanders verder aanvoerden, was het eenig antwoord niets
dau een sarcastiscb scbonderopbalen, en ten slotte zeide men ougediddig :
Maakt bet kort ! . . . . De zaak begint ons te vervelen ! . . . . wij
kunnen en willen niet langer waebten ! . . . . Dus : gij teekent of gij
teekent niet !
Br.-. Pol.vk's vrienden gaven bem den raad, voorsbands voor bet ruw
o-eweld der overmacbt te wijken, opdat de zaak ten minste werd aamje-
homkii, en zij, van bun kant nog één jaar voor zicb zouden bebben, om
de noodige maatregelen te nemen. Zij moesten dus voor bet geweld
bezwijken.
Toen men bun beslidt, om te teekenen vernomen bad, vroeg men bun
op echt bidcbelacbtige wijze, of zij wel door al bun medebelangstellenden
beboorlijk gemacbtigd waren, een, ook voor ben verbindend verdrag te
onderteekenen ? Deze vraag Averd bevestigend beantwoord, en daarop werd
bet stuk geteekend, waarvan, gelijk wij reeds gezegd bebben, de inhoud
niets anders was, dan dat de //Commissie der Yereeniging tot oprichting
van de Loge Post Nvhila Lux" met bet Groot-Besogne was overeenge-
komen, om de behandeling van baar zaak tot een volgend Groot-Oosten
uit te stellen.
Nu keerde meu naar de Groot-Loge terug, alwaar dit zoogenaanul ver-
slag terstond voorgelezen, en met hoongelaeb, vooral van den kant der
vijf amsterdamscbe Logemeesters begroet werd. ]\Ien had immers zijn zin ;
de zaak was opnieuw op de lange baan geschoven, en men wist reeds
met mathematische zekerheid, dat zij ook het volgende jaar zou vallen,
daar mei\ nu weer tijd bad nieuwe maatregelen te lieramen, om haar
schipbrculv te doen lijden.
Dat men gelijk wij reeds gezegd bebben, de behandeling der zaak van
Br.-. PoL.\K c. .V. bet laatst op de agenda geplaatst bad was ook niet
zonder opzet gebeurd ; zaken, waarvan men zicb gaarne spoedig afmaakt,
of die niet in den smaak van bet College van Groot-Officieren of van den
CJrootmeester-Nationaal vallen, worden in den regel tot op het laatst
verschoven, daar, wanneer het tegen vijf uur loopt, de meeste Afgevaar-
digden reikhalzen, om den Logearbeid door den veel prettiger Tafel-
arl)eid te \ervangen, en men zicb dan in den regel van de na de pauze
te behandelen punten met een zoogenaamd //Jantje van Leiden" afmaakt.
Doordat, zooals wij reeds gezegd hebben, het te laat geworden was, had
men Br.-. Polak tevens bvdten de gelegenheid gesteld, om zijn bedreiging,
dat bij zijn Bo\iwstuk in de open Loge zou voorlezen, te verwezenlijken.
Wie toch zon, daar vooral de Afgevaardigden zich haastten, om den arbeid
— -57 —
van den dag' ten einde te brengen, ten einde naar de Tafelloge te komen,
wie zon, daar un alles op een dratje inoest afgemaakt worden, nog hist
gehad hebben Br.'. Polak aan te hooren?
Alvorens naar Amsterdam terug te keeren bracht Br.'. Polak nog
een bezoek aan Br.'. Schouten, om dien huichelachtigen Br.', zijn diepe
verontwaardiging te kennen te geven over het zoo schandelijk, zoo
onverantwoordelijk verdraaien van de met zijn gemachtigde Br.'. Lulofs,
kort voor het openen der Groot-Loge gesloten overeenkomst, of liever,
over het zoo trouweloos vervalschen van mondeling gesloten conceptver-
dragen. Dit waarheidslievende (!) eerwaardige hoofd der Vrijmetselarij in
Nederland, veinsde over het voorgevallene de hoogste verbazing, en hij
zeide dat de zaak hem zelven bevreemd had ; dat hij zich geen andere ver-
klaring voor het gedrag van de Commissie, welke de Groot-Loge gemachtigd
had, om met hem en de zijnen te onderhandelen, had kunnen geven, dan
dat zij hun mandaat niet begrepen hadden; dat dan ook de voorlezing
van het door hen onderteekende stuk hem niet weinig verbaasd had; dat
hij voorts de wending, welke de zaak genomen had, volstrekt niet had
kunnen begrijpen, enz., enz. Br.'. Schouten gaf Br.'. Polak den raad,
den geheelen loop der zaak in een uitvoerig schrijven aan het Groot-
Besogne mede te deelen, ten einde dit College in staat te stellen, den
msslar/, door de gemachtigden der Groot-Loge, in deze begaan, te her-
stellen, en de verplichtingen, waartoe dit lichaam zich bij monde van Br.'.
LuLors verbonden had, na te komen. Br.'. Schouten voegde er idtdruk-
kelijk bij, dat Br.-. Polak niet aan den Grootmeester-Xationaal alléén,
maar ook aan hem persoonlijk moest schrijven ; want daar deze niets zonder
hem deed, l)ijgevolg ook het aan den Grootmeester-Xationaal gerichte
schrijven aan hem, Br.'. Schouten, tot adviseering toegezonden zou worden,
hij aan de zaak meer klem kon geven, als ook hij berichten kon, een
gelijksoortig schrijven te hebben ontvangen.
Dat ook dit alles geveinsd zou wezen, welk redelijk meusch zou dit
van een man verwachten, die ziük een hooge betrekking in de Vrijmet-
selarij bekleedde? Br.'. Polak schonk aan deze woorden zijn volle ver-
trouwen, en ... . werd andermaal aan den leiband gevoerd !
Naar Amsterdam teruggekeerd, gaf Br.'. Polak den 11'ien Juui^ in het,
lokaal Frascati, aan zijn vijfenveertig medeonderteekenareu een nauwkeurig
verslag van het op het Groot-Oosten voorgevallene, en allen hielden zich
overtuigd, dat hun zaak hopeloos stond, dat hun tegenstanders het ontworpen
plan, om te Amsterdam een zesde Loge te stichten, met de meest mogelijke
hardnekkigheid trachtten tegen te Averken, en zich daarbij tot hoofddoel
gesteld hadden, hen door uitstellen en uitstellen af te matten en uit
elkander te drijven. Om der tegenpartij deze hoop te ontnemen, en den
vergaderden nieuwen moed in te 1)oezemen, Merden met als:emeene stemmen
de volgende besluiten genomen:
,/ Aangezien wij, onder den titel van ,/De Vereeniging tot oprichting
— 38 —
van de Loge Po-d Nnhlla Lhx\ in het Oosten van Amsterdam, een voor
één jaar loopend contract met het Groot-Besogne gesloten hebben, dat
door de Groot-Loge is goedgekeurd, en ^vaardoor dus ook de Groot-Loge
ons als een onder dezen titel liestaand zech'lijk lichaam feitelijk erkend
heeft, zoo wordt ])esloten :
1°. Dat wij dit verdrag, ofschoon ook ons afgedwongen, getrouw
willen houden.
2". Daar wij, krachtens dit verdrag, door de Groot-Loge als een
zedelijk lichiaiu, onder den bovengemelden titel, da facto erkend
zijn, en bijgevolg ook dezen titel thans de jure dragen, zoo
willen wij ons ook, ouder dezen wettujen titel, als een macon-
nieke Sociëteit constitueeren, den derden Maandag van elke
maand bijeenkomen, om ons, — in afwachting van de eindbe-
slissing onzer zaak, — in een stillen besloten Broederkring
aan de maponnieke wetenschappen te wijden, en tevens, door
middel van introductiekaarten, eiken wettig opgenomen Br.-.
Vrijmetselaar gelegenheid geven, onze werkzaamheden en studiën
bij te wonen, opdat onze pogingen ook voor BBr.'., die niet
tot onze Vereeniging behooren, nuttig worden, en de BBr.\
over het algemeen het daardoor feitelijk leereu beseffen, dat
maconnieke Sociëteiten ieü aiidern kunnen zijn, dan speelpartijeii,
hrax])arfijeit en dri}il-(j<:la(jeii, of hah voor dames! ! !
3°. Ten einde ovei'eenkomstig den raad van Br.'. Schouten te handelen,
onverwijld aan den H.\ E.". Grootmeester-Nationaal, alsmede
aan Br.'. Schouten, in den geest van het met dien Br.', be-
sprokene en vastgestelde, in naam der //Vereeniging tot oprichting-
van de Loge Post Nnhlla Lh.v" te schrijven, en tegen het,
op het laatst gehouden Groot-Oosten voorgevallene krachtig te
protesteeren.
4n. Daar een der drie gevolmachtigden der Groot-Loge, namelijk Br.'.
WiLLEKES Macdokald, Voorzittend Meester van de Loge te
Haarlem, staaiule de onderhandelingen, aan onze Deputatie zeer
ernstig verweten had, dat zij zich niet van een wetboek voorzien
had, dat zij toch voor den geringen prijs van één gulden zich
had kunnen aanschaüen, wordt nog vastgesteld, om, ten einde
niet uit o n w eten h e i d te zondigen, of eenigen wettigen vorm
te kwetsen, den Br.'. Groot-Secretaris minzaamst te verzoeken
ons, tegen den vastgestelde prijs, een wetboek te doen toekouu'u.
Onderwijl werden al deze besluiten ten uitvoer gelegd. Br.'. I'olak
gaf den (i root meester-Nationaal een uitvoerige schets van alles, Avat er
met hem en de zijnen op dv V(>rgaderiiig van het («root-Oosten Avas
voorgevallen, en hij zette zoo duidelijk mogelijk uiteen, dat alle door hun
tegenpartij tegen hen in omloop gebrachte kwade geruchten, en de daar-
door tegen hen opgewekte vooroordeelen, op de meest krachtige wijze
— 39 —
door een heldere kennis van zaken konden bestreden worden. Dienten-
gevolge verklaarde liij, dat de /,Vereenigiug tot oprichting der Loge Post
Nuhlla Lux" bereid was zijn Bouwstuk voor haar rekening te laten
drukken, ten einde heldere en grondige kennis van hun bedoelingen en
pogingen te bevorderen, als het Groot-Besogne zich slechts de moeite
wilde geven, om aan elk der ouder het Grootmeesterschap der Nederlanden
gevestigde Loges een exemplaar er van te doen toekomen, met uitdrukkelijken
last, het in de open Loge of in een algemeeue huishoudelijke Vergadering-
voor te lezen. Br.-. Polak c. s. begrepen te recht, dat als zij zelven dat
Bouwstuk aan de verschillende Loges zouden zenden, er veel kans op
bestond, dat verscheiden Logemeesters het hun toegezonden exemplaar
verdonkeremanen, en niet ter kennis van hun leden brengen zouden.
Een idtdrukkelijk bevel van het Groot-Besogne tot openbare voorlezing
achtte men derhalve onvermijdelijk, zouden moeite en drukkosten niet
vnichteloos verspild worden. Daar dit de eenige afdoende weg was, om
tot een juiste keunis van zaken te geraken, en derhalve ook de krachtigste
gronslag tot een eigen oordeelvelling over de bedoelingen van Br.-.
Polak c. s., en dus ook tot een onafhankelijk, eerlijk, op eigen over-
tuiging gegrond oordeel voor de Afgevaardigden in het volgend jaar,
zoo verzocht Br.-. Polak dringend aan den Grootmeester-Nationaal, hem met
zijn invloed Inj het Groot-Besogne in deze Avel te willen terzijde staan. Een
schrijven in dien zelfden geest werd tevens aan Br.-. Schouten gezonden.
Beide brieven bleven onbeantwoord ! . . . . En geen wonder ook !
Men scheen nu eenmaal het onverzettelijk besluit genomen te hebben, de
Afgevaardigden omtrent Br.-. Polak's Bouwstuk, — dus omtrent zijn
ware beginselen en bedoelingen, — hlind te houden, daar men wellicht
vreesde, dat daardoor soms ook onder eenigen hunner ontevredenheid
met den toestand hunner eigen Loges kou worden opgewekt, en dat er
langs dien weg althans voor veel Logemeesters onoverwinnelijke bezwaren
konden onstaan, als men ook eens van hen, in plaats van den ouden
sleurgang, de invoering van een stelselmatig onderwijs in de ma9onnieke
grondleer in de Loges vorderde.
Op het schrijven aan den Br.-. Groot-Secretaris, om de /,Vereenig-ing
tot oprichting der Loge Post Knbila Lux" tegen betaling een wetboek te
doen toekomen, werd 7 Augustus 1849 het volgende antwoord ontvangen :
//Tot mijn leedwezen kan ik aan liet verlangen van L*.-. A.*. tot het
bekomen van een wetboek der Broederschap van Vrijmetselarij niet vol-
doen, naardien ik niet bevoegd ben dit af te geven. Totdusver is mij
ook geen voorbeeld ])ekend, dat exemplaren daarvan aan afzonderlijke
BBr.-. worden lutgereikt.
//Dit geschiedt alleen op aanvrage van Loges.
//T'w IMedebr.'.
//(w. g.) F. A. VAN EapparDj Groot-Secretaris."
— 40 —
Uit dit schrijven blijkt dus: dat het Groot-Oosten van Neder-
land verlangt, dat men naar wetten handelt, die men
niet kent of mag kennen, en dat het vonnis spreekt, en
veroordeelt naar wetten, die men o p z e 1 1 e 1 ij k aan be-
langhebbenden o n t h o n d t !
Br.-. Eai'P.\i{U scheen dus over het hoofd gezien te hebben, dat hier
geen sprake kon zijn, om het wetl^oek aan afzonderlijke BBr.'. xüt te
reiken, daar het Groot-Besogne toch met Br.\ Polak c. s., als leden van
een zedelijk lichaam onder de benaming van //Yereeniging tot oprichting
der Loge Fost Nubilu Lk.i-i' officieel onderhandeld had en nog onder-
handelde. Het lag, en dat moest het Groot-Besogne weten, immers op
den weg van Br.'. Polak c. s. van hun standpunt niets wederrechtelijks,
niets onwettigs te verrichten, en aangezien Br.". Scholten zich bij het
op blz. 37 vermelde onderhoud met Br.-. Polak zoo gevoelig betoond
had, over hetgeen de Commissie, zoo hij zeide, geheel tegen zijn bedoe-
lingen gedaan had, werd besloten aan Br.-. Schouten te schrijven, en
hem, daar het wetboek niet voor afzonderlijke BBr.-. maar voor een door
het Groot-Besogne erkende maconnieke Yereeniging bestemd was, drin-
gend te verzoeken, den exceptioneelen toestand, die hier plaats vond, wel
in het oog te houden, en dientengevolge den Br.-. Groot-Secretaiis te
machtigen, hun tegen betaling een wetboek te doen toekomen. In dit
schrijven werd Br.-. Schouten tevens aan de beide missives herinnerd,
waarvan één op 12 Juni aan den Grootmeester-Nationaal en één op zijn
nitdrukkelijk verzoek, ook aan hem was afgezonden, en waarvan men
sedert niets vernomen had.
Br.-. Schouten, dat toonbeeld van burgerlijke wellc venheid en macon-
nieke nederigheid, antwoordde defi 11*'"^" Augustus 1849 op dit dringende
schrijven, met de volgende van de grootste minachting getuigende regels:
«In antwoord op de Teekenplank van Br.-. Polak van den 5^^'='' Augus-
tus 1849, is dienende, dat de Z.-. A.-. Br.-. Groot-Secretaris geheel in
zijn recht is.
//Ik ben
Jan Schouten,
Ged.-. Grootmeester-Nationaal."
Men wist dus nu met zekerheid, dat men geen wetboek zou krijgen !
Intusschen waren de statuten voor de «Yereeniging tot oprichting der
Loge Fosi Xidtila Lit.v» ontworpen, en men had besloten, om, als macon-
nieke Sociëteit, den 20s'«;'' Augustus 1S49, den ar))eid, namelijk de
maconnieke studiën, te openen, en die, met introductiën van alle wettig
opgenomen Bl?r.-. Vrijmetselaren, die deze vergaderingen mochten wen-
schen bij te wonen, eiken derden Maandag in (U' maand geregeld voort
te zetten. Wijlen Br.-. J. Eduaud Stumpef, toenmaals eigenaar van het
— 41 —
lokaal Fmscaü, waarin ook de drie te Amsterdam gevestigde Loges :
Lu PaLv, Concordiu. Vincit Jiduios en La Bien Aiiace hun vergaderingen
hielden, bood der Vereeniging ten dien einde kosteloos zijn lokalen aan.
Nauwelijks echter had de tegenpartij vernomen, dat de macjonnieke
bijeenkomsten van de //Vereeniging tot oprichting der Loge Po-ü NubUa
Lux'i, den 20='^" Augustus zouden geopend worden, of de Voorzittende
Meester van de te Amsterdam gevestigde Loge La CharUc, Groot-Officier
en dus medelid van het tegen Br.-. Polak c. s. saamgezworen Groot-
Oosten, haastte zich den leden zijner Loge.-, onder dagteekening van 20
Augustus 1849, door den volgenden herderlijken Ijrief vrees aan te jagen,
en hen door dien onheuschen kunstgreep af te schrikken, deze vergadering
bij te wonen :
„Zeer Traan/e BBr..!
//Heden avond zal in het lokaal Fra'scati een mac;onnieke vergadering,
onder de leiding van Br.-. Polak, gehouden worden, tot welker bijwoning
introductiebilletten aan onderscheiden leden der Loges alhier, en ook aan
de BBr.-. elders gevestigd, zijn afgegeven. Ik heb reden om te vermoe-
den, dat de bedoelde Vergadering in het houden van een c 1 a n d e s t i n e
Loge zal bestaan, en heb alzoo gemeend U, voor zoo veel desnoods, te
moeten herinneren Art. 67 der Algemeene Wet, waarbij het bezoeken van
ma9onnieke bijeenkomsten, Inuten de wettig gevestigde Loges, verboden wordt.
//Ik heb het voordeel hoogachtend te zijn enz.
//(w. g.) C. VAN i)ER Vijver, Eegeerend(???) Mr.-."
De //Vereeniging tot oprichting der Loge Post Nnhlla Lux" gebruikte
bij haar maconnieke studiën niets anders dan het Tableau en volstrekt
geen andere Logeversierselen ; zij werkte niet naar buiten, maar uitslidtend
in den kring van wettig aangenomen BBr.-. Vrijmetselaren, uitsluitend
als een afgesloten maconnieke, alleen voor werkelijke Vrijmetselaren toe-
gankelijke Sociëteit; zij had zelfs nog niet eens gearbeid, en zou dien
avond haar eerste werkzaamheden openen, en toch bestempelde Br.', van
DER Vijver haar reeds met den naam van clandestine Loge !
Terwijl Br.-, van der Vijver's zalvende vermaning onder de BBr.-.
circuleerde, hadden, op den namiddag van 20 Augustus, de BBr.". Pool,
LuLors en Baarslag, in hun hoedanigheid van Voorzittende Meesters
der Loges Concordia Vincit Auiinos, LjU Paix en La Bieu Aimce, welke
Loges, zooals wij reeds hebben gezegd, haar Vergaderingen toenmaals in
het lokaal Frascati hielden, een missive aan Br.-. J. Eduard Stumpff
gericht, waarin zij hem dreigden, hem gezamenlijk de huur op te zeggen,
als hij Br.-. Polak c. -s. niet denzelfden avond de deur xdtzette, en voortaan
zijn lokalen voor hen gesloten hield. Br.-. Stumpff antwoordde daarop
het volgende :
— 42 —
//Ik heb Br.'. Polak mijn woord gegeven; hij kan er mij van ontslaan
OU niet i/c. Schoon nu ook mijn Ijehing mij dwingt, te gehoorzamen, en
ik mij dus genoodzaakt zie, Br.'. Polak te verzoekeu, mij voor het toe-
komende van mijn woord te ontsLian, zoo kan ik uoclitans voor dezeu
avond onmogelijk mijn gegeven woord intrekken, en ik zul het dan ook
houden, wat ook de gevolgen van mijn ongehoorzaamheid in dit opzieht
mogen wezen !"
Van al die kunstgrepen, die men ouder BBr.'. Vrijmetselaren niet zoeken
zou, onbewust, was Br.'. Polak zeer verbaasd, reeds in den morgen van
21 Augustus het volgende schrijven van Br.'. Stujipff te ontvangen:
//Gisteren-namiddag ontving ik een missive, ouderteekend door de heeren
G. J. Pool, I. D. Lulofs en W. Baakslag, in kwaliteit als Voorzittende
Meesters der te mijnen huize gevestigde Loges, met de bedreiging dat,
als uw Vergaderingen, nu en in het vervolg, te mijnen huize zouden plaats
hebben, alsdan de drie gezamenlijke Loges mij de huur opzeiden tegen
aanstaanden November. Zooals gebleken is, heb ik mij aan die bedreiging
niet gestoord, daar ik geen mogelijkheid zag, mijn gegeven woord tegen
L^ te breken ; echter geloof ik, dat UEd. voor het vervolg' mij zoudt willen
ontslaan van uw Vergadering ten mijnen huize ; daar U mijn bereidwillig-
heid is gebleken, zal UEd. daardoor echter niet een aanzienlijk gedeelte
van mijn bestaan willen vernietigen.
//Na de verzekering mijner oprechte hoogachting heb ik de eer te zijn, enz.
//(W. g.) J. EdUAKD STOtPFF."
Zoo handelfleu de achtbare (???) Meesters van vier te Arasterdam geves-
tigde Loges, waarschijnlijk omdat zij vreesden, dat den BBr.'. de oogen
zouden opengaan, en dat hun eindelijk een liclit zou schijnen, dat er toch
in de maconnieke symboliek werkelijk iets te studeeren was, en dat door
ditzelfde licht de onkunde en onwetendheid op maeouniek gebied van
menig Logemeester maar al te klaar zou beschenen worden.
Zooals wij idt de brieven van Br.". Ötv^mpff aan de drie Voorzittende
Meesters en aan Br.'. Polak gezien hel)ben, had deze zich door de be-
dreiging der eerste niet laten overhalen, zijn aan Br.'. Polak gegeven
woord in te trekken. De eerste Vergadering had dus o]) don vastgestelden
dag en het aangeschreven uur plaats.
Ten einde zeker te ziju, dat deze Vergadering alleen (h)or wettig aan-
genomen BBr.'. Vrijmetselaren bijgewoond werd, had men, daar nuMi onmo-
gelijk alle BBr.'. als zoodanig kou kennen, en teneinde ook het misbruik
maken van de introductiekaarteu door profanon te beletten, besloten,
niemand toe te laten, dan nadat hij den Br.'. Dekker het gewone paswoord
had afgegeven. Deze onschuldige maatregel, idt voorzichtigheid genomen,
om tot geen werkelijk vergrijp tegen de Orde te vervallen, waaruit de
tcgenstauderSj waarvan men toch, gelijk de ondervinding reeds geleerd
— 43 —
had, alle mogelijke tegenwerking te wachten was, diende nu tot voor-
wendsel van een schandelijk kahaal, daar een menigte zoogenaamde BBr.'. —
waarschijnlijk door hun Voorzittende Meesters daartoe aangezet, — het
Paswoord weigerden af te geven, en in massa naar binnen trachtten te
dringen, waarin zij intusschen door de goed genomen voorzorgsmaatregelen
niet slaagden.
Br.". Stumpff werd natuurlijk van de toezegging, om zijn lokalen gratis
ter beschikking van Br.\ Polak c. s. te stellen, ontslagen, eu werden na
dien tijd de bijeenkomsten in het voormalig Wapen van Ainderdarn, hoek
Kloveniersburgwal en Rusland, gehouden.
Met het oog op al het sedert 1S47 gebeurde, en bewust dat de amster-
damsche Logemeesters niet stil zouden zitten, om de nieuwe Vereeniging
omtrent haar wijze van werken te 's Hage in een verkeerd daglicht te
plaatsen, werd, ten einde allen laster te voorkomen, besloten, aan den
Grootmeester-Nationaal een gedrukt exemplaar van de Statuten der Ver-
eeniging, onder geleide van de volgende, 23 Augustus 1849 gedagteekende
missive te doen toekomen :
//Mogen wettig aangenomen BBr.-. Vrijmetselaren niet bijeenkomen, om
zich door cursusmatig onderwijs in de grondbeginselen der K.".K.". te oefenen?
//Mogen zij zich daartoe niet van het Tableau bedienen, als waarop
symbolen aanschouwelijk zijn voorgesteld, welke de onderwerpen hunner
bespiegelingen uitmaken ?
//Mogen zij hun BBr.-. niet door introductiekaarten uitnoodigen, dezen
echt ma9onnieken arbeid met hen te deelen, inplaats van hun tijd met
drinken en spelen in de zoogenaamde ma(;onnieke Sociëteiten door te
brengen? En bestaat er een artikel in de wet, dat dit recht aan wettige
BBr.'. Vrijmetselaren kan ontnemen?
//Welnu, de //Vereeniging tot oprichting der Loge Post Nnhila Lux,"
in haar billijk verlangen door het Groot-Oosten andermaal een jaar opge-
houden, heeft besloten, om haar tijd niet werkeloos door te brengen, zich
inmiddels als een Sociëteit of Vereeniging af te ronden, eu, in afwachting
van den uitslag harer bij het Groot-Oosten hangende zaak, broederlijk
bijeen te komen, om zich in de K.-.K.-. door een geregeld onderwijs te
volmaken. Heeft zij daarin iets omcetti(js hedreven?
//Dat die Vereeniging altijd den wettigen weg zal trachten te bewan^
delen, zal U H.-.E.-. uit het nevensgaand conceptreglement blijken.
//Daar zij nu al haar BBr.-., door middel van introduetiebiljetten, tot het
deelen in dezen arbeid uitnoodigt, en bedacht is, dat kwaadwilligen soms
misbruik van die kaarten zouden maken, en ze aan ingewijden ter hand
stellen, laat zij, -^ alle BBr.-. niet persoonlijk kennende, — voorzichtig-
heidshalve, niemand binnen, dan na hem het Paswoord afgevraagd te
hebben. Steekt daar kwaad of misbruik in?
//En evenwel stoort men ons zeer onbrocderlijk in onzen vreedzamen
— 44 —
arbeid, en Br.*, van der Vijver, die de raaconiiieke dobbel- en drink-
sociëteiten niet verontrast, valt ons als pesten voor de Orde aan, vervolgt
ons op een verregaande wijze, en zendt herderlijke brieven aan de leden
van La Charitc rond, waarvan hier een afschrift volgt, en waarin hij de
open bijeenkomsten van wettige BBr.'. Vrijmetselaren, vergaderd om zich
op een wijze te oefenen, die zij zelven aan het Groot-Oosten hebben bekend
gemaakt, met den hatelijken naam van ciandesüite I.oge l:)estempelt.
«Hel)ben wij dan onze Diploma's als ^Meesters Vrijmetselaars omctttuj
gekregen, of maken wij van onze bijeenkomsten misbruik, om in de profane
wereld te arbeiden, of aan protanen Diploma's uit te reiken? Als wij dit
deden, dan zon die vuile benaming op ons passen ; thans echter, nu wij
slechts hiuneu den kring der BBr.-. arbeiden, en slechts onze BBr/. uit-
noodigen, hun snipperuren met ons in het onderzoek van de wetenschappen
der K.'.K.'., en dus tot onze en hun veredeling te komen doorbrengen,
moet zulk een naam ons ten hoogste smarten.
//Ik heb te veel eerbied voor de Orde, om Br.', van der Vijver ge-
rechtelijk voor dien op mij geworpen blaam van meineedigheid te vervolgen,
en wend mij dus tot U H.-. E.., opdat U H.'. E.\ hierin gelieve te
voorzien, dat men ten minste ons even rustig onze nuttige broederlijke
bespiegelingen late voortzetten, als men de zoogenaamde ma^onnieke
Sociëteiten spelen en drinken laat. Immers, werkten wij daiidediiie, wij
zouden geen gemotiveerde petitie bij het Groot-Oosten hebben ingeleverd ;
wij zouden onze BBr.'. niet open en rond tot onze werkzaamheden uit-
noodigen; wij zouden niet alles in het werk stellen, om een wettige
Constitutie te erlangen; wij zouden niet zoo zorgviddig waken, om niets
te doen, wat wij niet doen mogen, of dat strijflig is met de gi'ondwetten
der Orde.
//Voordat dus een schandelijke lastertaal U IL'. E.', leugenachtige
berichten overbrenge, besloot ik U H.'. E.', langs dezen weg en door
nevensgaande stukken de blanke waarheid ter kennis te brengen ; mij en
mijn Vereeniging in de gunstige bescherming van den Vader onzer Orde
aanbevelende, heb ik de eer, enz.
//(w. g.) M. S. Polak."
Xauwlijks had Br.'. Polak, door het kabaal op den avond van 20 Au-
gustus verl)itterd, in den morgen van den 21^**^" voormelden brief geschreven,
of hij ontving de bewuste missive van Br.-. Stumpff; hij voegde bij zijn
brief aan den Grootmeester-Xaliouaal nog den volgenden:
II.'. E.'. Grootmeester-Nationaal !
//Klaagde ik in nevensgaanden brief over de vervolging van Br.', van
DER Vijver, zooeven ontving ik een nog schitterender blijk van de wraak
der BBr.'. Lulofs, Pool en Baarslag. Zij, die nog nooit de maconnieke
speel- en driuksociëtciten verontrustten, vorderden van Br.'. Stl'Mpff, ten
— 45 —
wiens liuize zij vergaderen, en waar ook wij Maandagavond jl. onze liijeen-
konist hielden, dat bij ons Maandagavond de deur zou uitzetten, en dreigden
Br.-. Stumpff hem met primo November de huur op te zeggen voor hun
drie Loges, ten zijnen huize gevestigd, bij ahlien hij ooit zou dulden, dat
wij weer in zijn huis bijeen kwamen.
//Zóó kleingeestig vervolgt men ons ! Zóó hard valt men de goede zaak
aan ! Dat is toch niet l)roederlijk !
//Drie Voorzittende Meesters handelen op zulk een onwaardige wijze,
en verstooten ons uit ons verblijf, alsof.... er te Amsterdam nu geen
lokalen meer voor ons waren de vierde doodverwt ons met den naam van
claiidextiue Loge.
//Door een clandesttne Loge versta ik een gezelschap personen, niet
wettige Vrijmetselaren zijnde, die onwettige bijeenkomsten houden, en
vahche certificaten aan profanen idtreiken ; niet echter Avettige BBr.'., die
daarenboven nog alleen binnen den kring van wettige BBr.'. arbeiden.
//H.". E.-.! Wij vertrouwen, dat Gij deze handelwijze jegens ons niet
billijken zult; wij hopen, dat de H.-. E.-. Vader der Orde zijn kinderen
tegen zeer profane verdrukking en vervolging zal beschermen. Eerbiediglijk
en met broederlijke liefde heb ik de eer te wezen, enz.
//(w. g.) M. S. Polak."
Daar Br.". Lulofs, — die, gelijk wij reeds blz. 33 gemeld hebben, te 'sHage,
in naam van Br.'. Schouten, het voorstel van het Groot-Besogne had
overgebracht, die het dus meer van nabij wist, hoezeer men Br.-. Polak e. -s.
daar, geheel in strijd met het door h e m gedane voorstel, mishandeld
had, — medeonderteekenaar van den voormelden brief aan Br.\ Stumpff
was, Averd besloten ook aan hem een schrijven te richten, waarin in korte en
krachtige woorden uiteengezet werd, dat het Groot-Besogne de //Vereeniging
tot oprichting der Loge Poü Nnhila Lvx" als zedelijk lichaam erkend, en als
zoodanig er mede onderhandeld had, dat Br.-. Polak c. -s-. dus hun bijeen-
komsten op wettige wijze hielden, waarvan ook het gednikte Eeglement
der Vereeniging, — waaiwau een exemplaar bijgevoegd werd, — getidgde.
Dat het met het oog op de strekking van die broederlijke ])ijeenkomsten,
dus plichtmatig ware, die, in het welbegrepen belang der Orde zelve te
bevorderen. Voorts werd in dit schrijven aangetoond, dat een clandestine
Loge een vereeniging van hedriegem was, die zelven nooit wettig in de
Orde opgenomen, nochtans een Loge vormden, en vahche certificaten aan
andere profanen uitreikten, en dat dus die naam niet kon worden toegepast
op BBr.*., die wettig in de Orde waren opgenomen, en die als zoodanig,
volgende de oudste Statiiteu en CatecMsinen A.QX Ov({G,\\ei onbetwistbare
recht hadden, desverkiezeude profanen in de Orde op te nemen. Tenslotte
werd hem het liespottelijke en kleingeestige onder het oog gebracht, om Br.-.
Stumpff te dwingen, Br.-. Polak c. s. uit ^m-ser/ii te verdrijven, alsof er nu
te Amsterdam geen plaatsje meer voor hun l)ijeenkomsten te vinden ware.
— U —
Al (lezp missiven werden met de noodige bijlagen verzonden. Terwijl
Br.\ LuLOFS den aan liem gericliten ])rief met een zeer welsprekend stil-
zwijgen beantwoordde, kwam er onder dagteekening van 8 September 1 849
het volgende zeer bevreemdende en geheel en al op de meest willekeurige
schijngronden berustende antwoord van den Cfrootmeester-Nationaal in:
,/I'w Teekenplanken van 1+ Juli en 23 Augustus jL, ieder met twee
Bijlagen, zijn bij mij ontvangen en aan het College van Groot-Ofhcieren
medegedeeld. In afwachting van, en onverminderd de ])eslissing door dat
College op uw aanvragen te nemen, acht ik mij verplicht, U te doen
kennen, dat de bijeenkomst, welke door ü en andere BBr.-. Vrijmetselaren,
blijkens de stukken, door V overgelegd, reeds is, of die, welke nog nader
mochten worden gehouden, door mij als strijdig met de wet worden be-
schouwd, en ik U dus, uit kracht van het gezag, aan mij opgedragen,
ten ernstigste aanmaan, om zoodanige bijeenkomsten verder niet te houden,
al de gevolgen daarvan voor uw rekening latende.
/,Ik reken er op, dat deze mijn aanmaning door U aan al de BBr.-.
Vrijmetselaren zal worden bekend gemaakt, die zich met U totdusvcr
vereenigd hebben, opdat ieder hunner zich daarnaar zou kunnen gedragen.
//Met br.-. heilbeden noem ik mij, enz.
//De Grootmeester-Nationaal,
//(w. g.) Frederik, Prins der Nederlanden. "
Br.-. Polak l)racht deze missive, gelijk hem daarin gelast werd, voor
de besturende Commissie der Vereeniging. Een algemeene verontwaar-
diging volgde op de voorlezing, en met algemeene stemmen werd besloten,
die missive op de volgende wijze te beantwoorden :
/,Ik helj uw H.'. E.', missive van 8 dezer aan de uitvoerende Commissie
der //Vereeniging tot oprichting van de Eoge Pos/ Xiihila Lii.v" voorgelegd,
en beu zoo vrij, U H.*. E.', met alle bescheidenheid, de bedenkingen dezer
Commissie, als lasthebster van haar BBr.'. mede te deelen.
//Men beroept zich in die missive op de wet. Maar irclk wetsartikel
is het dan, waaraan hier een teruf/werkende kracht wordt toegeschreven,
en dat dus aan ]^Br.'. Vrijmetselaren rerkref/cn rechten kan ontnemen en
hun verbieden, In-oederlijk bijeen te komen, en hun tijd in nuttige bespie-
gelingen door te brengen?
//Daarbij wordt de Wet immers geheel eigenmachtig den vragenden BBr.*.
ffeKeif/enl, en hoe zidlen of kunnen deze dan weten, ?rr// wet, ro/ recht is?
//Zooveel echter vermeent de Commissie met zekerheid te weten, dat
wij niet tevergeefs Vrijmetselaren zijn geworden. Wij hebl)en bij onze
opneming in de Orde, wettige ouomntootelijke rechten verkregen, en tot die
rechten behoort, dat BBr.". Vrijmetselaren vrijelijk mogen bijeenkomen en
een Sociëteit vormen, om zich in de X.-.K.'. te oefenen. De Commissie
— 47 —
venneeut dan ook, dat wij ons, vooral daar wij dagelijks lah-ijker worden,
en dus den invloed van een zoo edele poging op welgezinde BBr/. met
den dag helderder zien uitkomen, — dat wij ons dit recht niet kunnen
en mogen laten ontnemen.
,/Met eerbied noemt zij zich, enz.
//De Commissie der Vereeniging tot oprichting van de Loge
Post Nnhila Ln.v," in naam van alle leden,
//(w. g.) M. S. Polak, Voorzitter."
Stil en vreedzaam zette de Vereeniging haar arbeid voort, zonder zich
te storen aan hetgeen van buitenaf tegen haar gewroet werd. Dat was
natuurlijk een ergerende misrekening voor de tegenpartij, die niets liever
wenschte dan haar met alle kracht ter neder te trappen en tot op het
laatste spoor te vernietigen !
Andermaal vergaderde nu het Groot-Besogne, om over dit belangrijke
vraagstuk te beraadslagen, en daar men der Vereeniging geen op waarheid
gegrond feit kon aanwijzen, putte men zich in spitsvondigheden uit, om
haar in een uitvoerige missive zu-are ver(jr'ijpen tegen den vona toe te
dichten, en haar aan te toonen, hoe oiiveranticoordelijk, hoe ontzaglijk,
hoe hoog strafbaar zij gezondigd had, door haar Bestuur evenals een
Logeljestuur in te richten, en daaraan de namen van de gewone Loge-
ofhcieren te geven ! IMen maakte daaniit, zeer logisch voonvaar, de gevolg-
trekking, dat zij zich de rechten eener Loge aanmatigde ; men vergat
daarbij echter, dat de wezeulijke bepaling van Loge, een werkplaats is, die
in drie Graden arbeidt, en profanen in de Orde opneemt, iets, dat de
Vereeniging totdusver volstrekt niet gedaan had. Deze nege'n folio-bladzijden
beslaande, door iiet geheele Groot-Besogne ouderteekende missive was een
samenraapsel van onzin en kinderachtige spitsvondigheden, waarmede wij
onze lezers niet willen vermoeien, en waarin der Vereeniging andermaal,
onder bedreiging, gelast werd, haar bijeenkomsten te staken! Dit inter-
ressaute stuk, dat de dagteekeuing van 1.5 October 1849 droeg, werd als
volgt l)eantwoord :
//Aan het Groot-Besogne van Nederland!
//"Wij hebben uw missive ontvangen, en kmmen ons met mr interprctatiën
van enkele jmnten onzer Eeglementen niet vereenigen.
,/Ons Reglement draagt tot hoofdtitel : //Reglement voor de //Vereeniging
tot oprichting van de Loge Post Kuhila Lnx," en gij zijt allen te ver-
standig, om over een onnauwkeurige correctie van een daarin voorkomend
artikel te willen critiseeren.
//Wij verklaren de algemeene Ordewet aldus:
//Een Loge is slechts denkbaar als lichaam, dat naar hniten werkt ; wij
arbeiden binnen den kring van ons zelven, en dat mogen wij doen.
— 48 —
,/Als onwrikbaar reclit liebl)en wij, l)ij ons intreden in de Orde, liet
vermoo-en gekregen, om bijeen te komen, en ons van het ïablier te be-
dienen, dat men ons gegeven heeft, en ons iu onze K.'.K/. te oefenen.
,/Zoo verklaren n-ij de Ordewet, en hebben daarom ook reeds iu een
missive van 15 October aan den H/. E/. Grootmeester-Nationaal, als
mannen van eer verklaard, dat wij geloofden, ons dit recht niet te moeten
laten ontnemen.
//Dagelijks wordt onze kring grooter, daar de oudste en achtbaarste BBr.".
zich bij ous aansluiten ; een bewijs, dat wij het goede eu het edele, het
welljegrepen l)elang der Orde willen.
//Wij willen dus den vrede. Wij komen niet als Fabins iu den car-
taagscheu Senaat, zeggende : Hier is oorlog, hier is vrede, kiest ! Wij
roepen u nog eenmaal nadrukkelijk toe : Tl ij kUIcu den vrede ! rnaar
verklaren er plechtig bij : //Worden wij door U gedwongen, dan zullen wij
de leuze kennen : Vaincre on hiourir ! Dus : wij gaan in onze wettige
handelingen voort!
(w. g.) M. S. Polak."
Op deze wijze, niet alleen door de te Amsterdam gevestigde Loges,
maar ook door het Groot-Besogne, in weerwil van de herhaeald beloften, dat
het de zaak behartigen zou, tegengewerkt, begonnen Br.-. Polak c. h. het
moeielijke van hiui toestand maar al te zeer te gevoelen, om niet te
wenschen, aan zulk een staat van zaken, op de eeue of andere wettige
wijze een einde gemaakt te zien. Zij voor zich hadden de zedelijke over-
tuiging, het zuiver Kettiye spoor geen oogenblik verlaten te hebben, en
wisten nochtans, — en nu, daar men hen niet eens als raacounieke
Sociëteit wilde laten voortduren, meer dan ooit, — dat men him Yer-
eeniging nininier als Loge zou constitueeren. Er l)leef hun dus niet anders
over dan, of aan een of ander Groot-Oosten in het buitenland hun geheelen
toestand open te leggen, en te vragen of dit hun, wanneer liet Groot-
Oosten van Nederland op de in Juni IS. 50 te houden Vergadering van de
Groot-Loge hun andermaal een Gonstitutie bleef weigeren, een Constitutie-
brief wilde verleenen, of zich, — naar de maehtsbevoegdheid van wettig
opgenomen en zoo onrechtvaardiglijk verdrukte en vertrapte Vrijmetselaren, —
zelven té constitueeren en tot een onafhankelijke Loge te verklaren. Het
laatste scheen hun in de gegeven omstandigheden echter te overijld toe ;
daarbij wilden zij zich stipt houden aan het door hen met het Groot-
Besogne voor een jaar gesloten verdrag. Zij wilden, hoe onbroederlijk
ook behandeld, het Hchijnrecht, het vornirecht tot het uiterste toe eerbie-
digen, en zich dus eerst vergewissen, dat er ook bij de Groot-Oostens
in het buitenland geen hulp te verkrijgen was, alvorens den laatsten
stap tot hun behoud te doen, en hun recht, tegen onrecht en geweld
in de weegschaal werpende, zichzelven als onafhankelijke Loge te con-
stitiieereii.
— 49 —
Zij namen dus het besluit zich, met openlegging van hun beginselen en
omstandigheden, voorshands naar r>elgië te wenden, en het Groot-Oosten
van België te vragen, of het hun, voor het geval, dat het Groot-Oosten
van Nederland hun, — gelijk te voorzien was, — in Juni 18 50 een Consti-
tutie mocht weigeren, een Constitutiebrief zou willen verleenen, en zij hielden
dezen maatregel voor den nood zóó weinig verborgen, dat zij het Groot-
Oosten van België ruiterlijk machtigden er desnoods, aan het Groot-Besogne
in den Haag kennis van te geven.
Een exemplaar van de beginselen, alsmede een van het Reglement
der Yereeniging, gevoegd bij een nauwkeurig verslag van alles, wat er in
deze zaak tot op dat tijdstip was voorgevallen, werd aan den Grootmeester-
Nationaal van het Groot-Oosten van België gezonden, en er op gewezen,
dat, daar men de Vereeniging niet als maconnieke Sociëteit wilde laten
bestaan, zij voorzeker geen hoop had, op de aanstaande vergadering-
van het Groot-Oosten een Constitutie tot vestiging van een Loge te
zidlen verkrijgen, dat zij dus weuschte te weten, of zij, m dat geval, een
Constitutie van het Groot-Oosten van België zou kunnen erlangen.
De Yereeniging ontving daarop den volgenden merkwaardigen brief,
dien wij vertaald teruggeven :
-O.-, van Brussel, den 28 d/. d.-. 7.-. m.-. 5849.
//De Groot-Secretaris van het Groot-Oosten van België aan den
Z.-. A.-. Br.-. M. S. Polak, enz.
//Onze Groot-meester- Nationaal heeft ons uw Teekenplank medegedeeld,
welke gij hem 2 dezer gezonden hebt, en waarin gij aan het Groot-Oosten
van België een Constitutiebrief vraagt voor de Loge, die gij in uw O.-,
onder den titel van Pont Nuhila Lux wenscht op te richten.
//Wij zijn getroffen door dezen stap ; niet alleen strekt die ons tot onder-
pand van de gevoelens van genegenheid, welke de Vrijmetselaren in Neder-
land steeds aan den dag hebben gelegd voor hun bem.-. BBr.-. in België,
hij bewijst daarenboven, dat gij bij het Groot-Oosten van België het ver-
langen veronderstelt, om de redelijke jjoginyen, die ten doei hebben den
vooruitgang en het practische nut der magonuieke werkzaamheden, te steunen.
//Gij hebt goed gezien, bem.-. Br.-., deszelfs vurigste wensch, de voort-
durende drijfveer van deszelfs Bestuur is, de "Vrijmetselarij tot haar waren
geest terug te brengen, teneinde haar hare plaats te doen behouden aan
het hoofd der instellingen, die de beschaving trachten te bevorderen,
zonder echter ooit den vredelievenden en rechtmatigen weg te verlaten,
haar door haar oude wetten voorgeschreven.
//Het is dus met een oprecht leedwezen, dat het zich thans in de onmo-
gelijkheid bevindt, aan het verzoek, waarmede gij het vereerd hebt, te
kunnen voldoen. Het kan er niet aan voldoen, zonder de macht te buiten
te gaan, die het krachtens haar statuten heeft.
4
— 50 —
//Door liet Hoofdl)estuiir der symbolieke Gr;\deii uitsluitend iii België
geconstitueerd, meent het niet bevoegd te zijn, gezjig uit te oefenen buiten
de grenzen van haar grondgebied. Overigens zou het, door op deze wijze
zijn plicht te vergeten, zelf de beginselen veroordeeleu, die het in een
soortgelijke omstandigheid tot maatstaf hebben gediend. Heeft het Groot-
Oosten van België troiiwens niet een Loge te Gent onregelmatig verklaard,
die, na de algeheele scheiding van de beide fracties van het oude Ko-
ningrijk der Nederlanden, het gezag is blijven erkennen, van een Groot-
Oosten, dat vreemd was geworden aan België? Heeft het niet ook den
goeden maatregel van het Groot-Oosten van Frankrijk toegejuicht, dat een
Constitutiebrief geweigerd heeft, die haar ten gevolge van de jongste staat-
kundige gebeurtenissen door een in België gevestigde Loge gevraagd werd ?
//Wij laten het, bem.\ Br.., aan uw wijsheid over, deze beweegreden
naar waarde te schatten. Gij zult, wij houden er ons van overtuigd, erken-
nen, dat onze weigering voorgeschreven wordt, zoowel door onze statuten,
als door den broederlijken eerbied, die wij verschuldigd zijn, aan de macon-
nieke Besturen van het Buitenland, en door die hoogste wet van onze
instelling, om aan anderen niet te doen, wat men niet wenscht dat ons
gedaan worde.
//Met de betuiging van ons leedwezen, dat Avij aan uw nieuwen Tempel
niet het zegel van een officiëele wijding kunnen hechten, brengen Avij
tevens hulde aan de verlichte en edelmoedige denkbeelden, die deszelfs
stichters bezield hebben, en met onze gelukwenschen, geven wij u en de
uwen de verzekering van onze broederlijke toegenegenheid, enz.
//De Secretaris van het Groot-Oosten van Ikdgië."
Na zich door dezen brief, en een daarop gevolgde correspondentie, die
wij kortheidshalve, liier met stilzwijgen voorbijgaan, overtiügd te hebben,
dat zij ook in België geen Constitutie kon verwachten, nam de bestiu'ende
('ommissie der Vereeniging het volgende l)esluit:
//Aangezien wij ons ten volle overtuigd houden, dat wij van lu^tCiroot-
Oosten van Nederland niminer een (Jonstitutie te wachten hebben ; aangezien
ook onze pogingen, om, in geval van nood, van het Groot-Oosten vau
België een Constitutie te erlangen, zonder gewenscht gevolg zijn gebleven,
en het dus niet onwaarschijnlijk is, dat ook de andere Groot-Oostens in
het buitenland dezelfde gedragslijn konden volgen; en, voorts in aanmer-
king nemende, dat zelfs deze daad, waartoe onrecht en geweld ons dwingen,
en die wij alleen verrichten, om zelfs het vormrecht tot op het uiterste te
eerbiedigen, door onze tegenstanders geheel anders kou worden beoordeeld,
en voor een niet nationale handeling kon worden uitgekreten; aangezien
er dus voor ons geen ander alternatief overblijit dan, of ons te ontbin-
den, onuhit UHMi ons toch zelfs als Sociëteit niet wil dulden, — en
meineeilig te worden tegen (U' begiuseh'n, welker vasihoudiuü' Mij her-
— 51 —
liaalde nialeu plechtig bezworen liel)l)eii, of, wanneer het CTroot-Oosteu ons
ditmaal wederom een Constitutie blijft weigeren, naar het onbetwistbare,
hidoriHcla' en herdeJl'uje recht van den wettig opgenomen Meester Vrijmetse-
laar, ons zdveit te eonstitueeren, — zoo besluit de besturende Commissie
der //Yereeuiging tot oprichting der A.-. T.oge FodNnhüa Lk.v" het volgende:
ii\o. Dat er een Vergadering zal belegd worden op den avond van 26
Mei, — den dag, waarop het Groot-Oosten te 's Hage zal vergaderen,
en over onze zaak uitspraak doen, — om zoo vereenigd, deu uitslag der
beraadslagingen van het Groot-Oosten af te wachten, van welke een der
onzen, opzettelijk te dien einde naar 's Hage gezonden, ons nog denzelf-
den avond het verslag zal ovei'brengen.
//2". Dat, wanneer het ons uit dat verslag mocht blijken, dat men
ons, — na drie volle jaren van druk en miskenning uit de hoogte, —
andermaal een Constitutie weigerde, de Vereeuiging geen vruchtelooze
pogingen meer bij het (xroot-Oosteus van Nederland, en geen twijfelachtige
stappen meer bij Groot-Oosten in het bidtenland zal doen ; maar zich
van dien stond af, zelve ah Lo(/e (/econditueerd zal doeti. verklareu.
1/3 . Dat er van dit besluit een (/eiiioüveerd rapport zal worden \\\t-
gebracht, in de Vergadering, op den avond van 26 Mei te houden ; welk
rapport zal woi*den onderteekend door teekenlijsten, waarop, — nadat de
Vereeniging voor oiitboudeu en de Loge voor geconstitueerd verklaard zal
wezen, — alle leden der Vereeniging, die zich met dit besluit konden
vereenigen, als leden der Loge konden overteekenen ; aan allen echter,
die zich bezwaard gevoelen dezen gewichtigen stap, die nochtans alleen
onze bezworen beginselen kan redden, met ons te doen, de faciüteit
overlatende, terug te treden.
//4°. Dat men echter, om dezen noodzakelijken stap zoo mogelijk nog
^e voorkomen, vooraf alle denkbare middelen zou in het werk stellen, om
het Groot-Oosten te bidden en te smeken, van zijn verkeerden weg
terug te komen, en ons een Constitutie te verleenen.
Niettegenstaande Br.'. Polak c. -s. met den dag den vijandigen geest
tegen hen zagen toenemen; niettegenstaande Br.-, van dek Vijver nog
op 12 November 1849, in een alleronnoodigsten herderlijken zendbrief
zijn bijzonder vijandige gezindheid tegen hen aan den dag legde, — -
besloten zij van hun voornemen geen haarbreed af te wijken, en al het
mogelijke aan te wenden, om de Loges in Nederland, die het Groot-
Oosten uitmaken, van haar verkeerd standpunt tegenover hen terug te
brengen.
In dien geest richtte de Vereeniging den 2'^*" December 1849 de
volgende missive aan alle Loges in Nederland:
//Wij zijn zoo vrij, U bij deze het voorloopig Concept-Keglcment onzer
Vereeniging aan te bieden ; gij zult daaruit, — Hoofdstuk II, Art. 4
tot 9, — onze hefjlnueleu en onze hedoeVuKjen leeren kennen.
4^
— 5:2 —
«Deze beginselen ziju niet slechts door het Groot-Besogne van Nederland
(/oedgekeitrrl, maar worden zelfs door Groot-Oostens in het buitenland
gehuldiü,-d, en in dier voege zelfs als eclit macounieke erkend, dat zij
ons, bij hun hartelijken heilwenseli voor onze edehnoedigeu en verlichte
pogingen, om de Vrijmetselarij tot het hoofd aller beschavende maat-
schappelijke inrichtingen te verheften, zonder van haar aloude instellingen
af te wijken, voor altijd van hun broederlijke toegenegenheid, liefde
en hulp verzekeren.
//En evenwel, BBr.'.! worden wij van veel kanten tegengewerkt, alleen
omdat wij, — gij ziet het uit ons Eeglement, — het goede willen.
Want niet slechts tracht men onze constituteering op alle mofjelijhe icijzen
tegen te gaan, maar men wil ons zelfs onzen vreedzamen arbeid binnen
den kring onzer wettige BBr.'. beletten.
wik zal niet vragen: Is het broederlijk? Is het Inllijk? Is het wettig? .. .
Ik vraag alleen : Is het staatkundig ?
«Moet er dan volstrekt een scheuring in het Groot-Oosten van Xeder-
land komen, omdat men in het O.', van Amsterdam een zesde Loge wil
stichten, daar er toch vijf achtereenvolgens zijn opgericht ?
//Wij kunnen, wij mogen, maar ook wij zullen ons eerlijk en redelijk
beginsel nimmer aan willekeur, aan machtspreuk en verdrukking opofteren,
fen wij behoeven dit ook niet, daar wij door de geheele maconnieke
wereld heen, krachtige hulp kunnen en zullen verwerven !
//Evenwel willen wij alles aanwenden om ons te vrijwaren tegen de
schuld aan de scheuring, die er, bij weigering van de door ons begeerde
Constitutie, noodzakelijk in het Groot-Oosten van Nederland moet geboren
worden, en wenden daartoe, bij deze nog eenmaal een ernstige en laatste
poging aan, door de gezamelijke Loges in Nederland op het wezenlijk
belang der Vrijmetselarij hier te lande opmerkzaam te maken. Eén Loge
in het O.", van Amsterdam meer, en wel steunende op beginselen als de
onze, zal der Vrijmetselarij in Nederland waarlijk geen ««r/ee-/ berokkenen.
Maar het liefdeloos weigeren van een Constitutie zal en moet noodzakelijk
een scheuring in het Groot-Oosten van Nederland te weeg brengen.
//BBr.-. ! wikt dus en weegt, wanneer het over deze reeds te lang
hangende zaak, op het aanstaande Groot-Oosten tot een stemming zal
komen. Het geldt hier de Injzonderen belangen uwer BBr.'., die u nooit
aanstoot, en althans geen reden tot afstooten gegeven hebbeu ; maar het
geldt ook vooral de algemeene belangen der Vrijmetselarij in Nederland !
AVikt en weegt dus wel, en dwingt ons niet, om. ran u af te gaan ! De
weg daartoe is reeds veelzijdig afgebaand; maar de schuld en de onafzien-
bare gevolgen van zulk een l)egin, zouden dan geheel voor uice, niet voor
onze rekening konuni !
//In naam der Vereeniging enz.
//(w. g.) :M, S, Polak."
— 53 —
Toorts werd Ijesloten, ten einde de stemg-ereehtigde Afgevaardigden der
Loges beter omtrent de bedoelingen en beginselen der Vereeniging in te
lichten, den 26^'^*=" Mei, als den dag, waarop in dat jaar de Vergadering
van het Groot-Oosten zon plaats hebben, een der leden naar deit Haag
te zenden, die een exemplaar van die beginselen aan al de stemgerechtigde
Afgevaardigden zou ter hand stellen, en hen te verzoeken daarvan inzage
te nemen, alvoreas hun stem uit te brengen. Diezelfde Br.', zou tevens
gedurende de Vergadering van het Groot-Oosten te 's Hage blijven, en
Br.-. Crooswijk zou hem dan, onmiddellijk na de behandeling der zaak
van Br.". Polak c. s. bericht van den uitslag geven, opdat hij nog den-
zelfden avond, in de ten dien einde te beleggen Vergadering van de
Vereeniging, verslag van de op het Groot-Oosten gevallen beslissing, zou
kunnen idtbrengen. Br.'. Polak, die alles wilde aanwenden, wat in staat
was, om aan de zaak een gunstigen afloop te verzekeren, gaf aan dien
Br.', bovendien nog brieven mede aan den Grootmeester-Nationaal, aan
de BBr.'. van Rappard, van Dam van Isselt, Veuwey Mejan en Jan
Schouten, waarin hij dringend verzocht, dat men hem en de zijnen toch
niet zou dwingen, een eigenmachtigeu stap te doen, die ofschoon in
de A^rijmetselarij niet vreemd ') hen nochtans hard zou vallen.
Vol verwachting verbeidde men in de Vergadering, welke 26 Mei 1850
door de ,/ Vereeniging tot oprichting der Loge Fo'it Nuhlla Lux" te Am-
sterdam gehouden werd, de terugkomst van den naar 's Hage afgevaardigden
Br.'.; — Br.'. Polak had intusschen den leden kennis gegeven van de voor-
melde Commissiebesluiten (zie blz. 50 en 51), en om aan te toonen dat voor-
beelden van zelfcomtitneering in de Orde niet vreemd waren, gaf hij een
vluchtige schets van de geschiedenis der Vrijmetselarij. Eindelijk sloeg
het beslissende iiur ; tegen elf uur in den avond kwam de naar 's Hage
afgevaardigde Br.', met de tijding terug, dat het verzoek om een Constitutie
finaal was afgewezen.
Br.'. Polak c. «., die, gelijk uit de totdusver gevoerde correspondentie
blijkt, zich gekromd en tot bidden en smeeken vernederd hadden, welke
vernedering slechts diende om voedsel te geven aan de trotschheid en
onbroederlijkheid der tegenpartij, hadden zich dus niet in hun verwachtingen
bedrogen !
Na het vernemen van deze niet onverwachte tijding stonden BBr.*.
bestuurderen van de Vereeniging op, en verklaarde Br.'. Polak in hun
naam, terwijl er een plechtige stilte heerschte, de Vereeniging ontbonden,
en de Achtb.'. Loge Fod NiMla Z/^c geconstitueerd ! Een driewerf f/m/.'
werd luid en daverend door alle BBr.'. aangeheven, en toen de teeken-
lijsten tot deelneming aan het lidmaatschap der nieuw geconstitueerde
^) Op deze wijze toch hadden zich toen reeds te Berlijn drie, te Parijs drie, te
Londen twee en te Brussel insGjelijks ticie iiia9onnickc Grootmachten gevormd, om
van andere geïsoleerde Loges, die loettig erkend waren, niet te spreken.
— 34 —
Loge circuleerden, waren er onder de aauAvezigen slechts twee BBr/., die
totdusver leden van de wVereeniging tot oprichting der Loge Pont Kiihlla
Liuv' geweest waren, die zich bezwaard gevoelden, bij de nieuwe corporatie
zich aï^ te sluiten. Nadat deze beiden vertrokken waren, Averd besloten, een
wet voor de Loge Pont Nnhilu Lux te ontwerpen, die te laten dnxkken,
en met de beginselen, onder geleide van een in de latijnsche taal gestelde
missive, de kennisgeving van deze zelfconHÜtneering bevattende, zoo spoedig
doenlijk aan alle Loges en Groot-Loges in Europa, en dns ook aan het
Groot-Oosten van Nederland te doen toekomen. Men kan dus Br.\ Polak c. s.
niet verwijten, dat zij in alles niet open en rond gehandeld hebbeu.
De openbare plechtige installatie der nieuw geconstitueerde Loge werd,
omdat er nog tijd noodig Avas, om de noodige Logedecoratiën te laten
vervaardigen, tot 26 Augustus 1850 uitgesteld.
Onder dagteekeuing van 5 Juni 1850 ontving Br.". Polak de volgende
missive van het Groot-Oosten :
//De Groot. Secretaris enz. aan den Z.". A.'. Br.'. M. S. Polak
te Amsterdam.
//Ik heb het voordeel, hierbij aan V A.\ te doen toekomen, een extract
uit het Register der Resolutiën van het Groot-Oosten, het gedaan verzoek
tot oprichting eener Loge betreffende, en mij met achting te noemen, enz.
//(w. g.) F. A. VAX Rappahd."
//Extract uit de Resolutiën van het Groot-Oosten der Vrijmetselarij
in het Koningrijk der Nederlanden.
//In 's Gravenhage, op Zondag, den 2fi.-. d.-. d.-. o.-, m.'. v.*.
h.-. j.-. d.-. w.-. L.-. 5850.
//De Z.\ Y.\ Br.'. Ged.'. Gr.'. ^I.'.-Nat.'. opent het Groot-Oosten, enz.
Aan de orde zijnde, het verzoek van Br.'. M. S. Polak c. s. te Amsterdam,
tot het oprichten eener nieuwe Loge aldaar, onder den naam van Posi
Nubila Lii.v, in verband tot hetgeen deswege in de Vergadering van het
vorige jaar verhandeld is, enz.
//Het Groot-Oosten, in het midden latende oi' het nuttig en nootlzakelijk,
dan wel noodeloos en schadelijk zou zijn, om de bij de wet gevorderde
machtiging te verleenen tot oprichting van een uieuMe Loge in een Oosten,
waarin reeds vijf werkplaatsen bestaan, — en gelet op de omstandigheid,
dat in het verzoek, zooals het aan dit (iroot-Oosten is gericbt, in verband
met de gedrukte, aan dit Groot-Oosten medegedeelde stukken, sedert van
de verzoekers uitgegaan, eenige van de daarbij ontwikkelde lieginselen iu
strijd zijn met die, welke bij bet bestaande wetlioek zijn aangewezen, als
te moeten uitnuiken de wettelijke grondslagen van elke, onder het Groot-
Oosten van Nederland resorteerende werkplaats,
//Verklaart: dat aan de aanvragen van den A.'. Br.'. M. S Polak c. s.
— 55 —
om een Constitutiebrief voor een nieuwe Loge in het Oosten van Amsterdam
zooaU die daar is Uf/f/cudc, niet kan worden voldaan.
//Accordeert met het voorgeschreven Register,
//(w. g.) F. A. VAN Rappaud, Groot-Secretaris."
Let wel, waarde lezer! Die l)eginselen kende men reeds sedert 184-7,
en na drie jaren kwam men eerst tot de keunis, dat daarin enkele met
de bestaande wet strijdige punten waren ! Die punten werden intusschen
niet genoemd, hetgeen men toch Inllijkerwijze had mogen verwachten. Hoe
kon Br.-. Polak trouwens ook weten, dat zijn beginselen, die in elk geval
niet strijdig waren met de algemeene Ordesbeginselen, in strijd waren met
de JiimhovdelijJce wet van het Groot-Oosten van Nederland, welke wet hem
niet bekend was, daar men pertinent bleef weigeren, hem daarvan een
exemplaar te leveren ! Eeu dmdelijke omschrijving der strijdige punten
met de daarop betrekking hebbende wetsartikelen had men tot inlichting
der hieromtrent in duisternis verkeerende BRr.'. billijkerwijze mogen ver-
wachten !
Neen, het hoogste maconnieke lichaam in Xederland gaf er de voorkeur
aan, zijn uitspraak te gronden op motieven, die het opzettelijk verborgen
hield. Geen profane rechtbank zou aldus handelen !
Met kennisgeving, dat de //Yereeniging tot oprichting der Loge Pod
NiihiJa Lii.r" zich 26 ^lei jl. tot Loge geconstitueerd, en dat zij daarvan
bericht gezonden had aan alle Loges in Europa, alsmede ouder toezending
van de inmiddels afgedrukte wet der nieuwe I.>oge, werd onder dagteeke-
ning van 18 Juni 1850 onderstaand schrijven, tevens als antwoord op de
voormelde missive van 5 Juni, aan het Groot-Besogne afgezonden :
//^let smarte hebl)en wij uit uw missive van 5 dezer vernomen :
//Dat aan onze aanvrage, zoonis zij daar is liggende, niet kou worden
voldaan, omdat in het verzoek, zooals het aan dit Groot-Oosten is ge-
richt, in verband met de gedrukte en aan flit Groot-Oosten medegedeelde
stukken, — sedert van de verzoekers uitgegaan, — etoiJge van de daarljij
ontwikkelde beginselen in strijd zijn met die, welke bij het bestaande
wetboek zijn aangewezen, als te moeten uitmaken de wettige grond-
slagen van elke, onder het Groot-Oosten in Nederland resorteereude
werkplaats."
//Wij kunnen, bem.-. en hooggeschatte B"Br.-., en wij mogen niet van
u vergen, dat gij mr l)eginselen aan ons xult ten otfer brengen ; maar gij
kunt, gij zidt dan ook van ons niet verlangen, dat wij onze beginselen op
theoretische en practisehe wijsgeerige en historische overtuigingen steunende,
om uwentwil verzaken en afzweren zidlen ! Is niet verdraag zaaiuheid en
de vrije ontwikkeling van beginselen en overtuigingen, de onafdinghure
voon\'aarde van alJe welgeordende en vrijzinnige burgermaatschappijen'?
//En als nu de profane maatschappij een zóó hooge deugd uitoefent, zal
— 56 —
dan fle Broecltrschajj zich heiicdeu de profoiie wereld verlagen, door de hooge
deugd der verdraagzaamheid nit ie slniteu, en znive?'i'ii edtltn beginselen
een onverzoenharen oorlog aan te doen, omdat eeuifje van die begimelen in
strijd, zijn, niet met die der Orde, maar met die van het himhondelijke
wetboek van het Groot-Oosten in Nederland? Wij achten u te hoog,
om zóó vernederend over u te denken !
//Daar gij echter nic beginselen niet aan o//v kunt opoft'ercn, en ir ij de
onze niet om n verzaken kunnen ;
//Daar wij dus, — gelijk gij zegt, — om eeuige, met uw himhondelijke
wet strijdige beginselen, niet ouder dezelfde huishoudelijke wet kunnen
leven ; wat kan, w&i moet er thans van n-eernkanten gedaan worden ?
//Kunnen wij geen leden van hetzelfde himf/ezin zijn, wij zijn, — want
welke misdaad, welk onedel beginsel kunt gij ons toch ten laste leggen ? —
wij blijven leden van dezelfde /«//«V^V, in verschillende huisgezinnen afgedeeld.
//Welaan, dat dan alle onljroederlijke haat of vervolg zucht tusschen ons
ver verwijderd blijve, zonder iemand onzer langer te bezoedelen. Laat
ons voor eeuwig minnende BBr.'. blijven; laten wij ons, — even als de
Brei Weltkugeln, Roi/al York zur Treund.Hchaft en de Loge Zinnendorf, of
de G-rosse Beufsche Landes-Loije te Berlijn en elders, waar men elkander
niet haat, maar in wederkeerige, broederlijke betrekking tot elkander
staat, — door een personeele Unie, zóó vast als immer mogelijk, aan
elkander verbinden. AYij zijn de jongsten, en laten dus aan u het vast-
stellen der grondslagen over, die wij, zoo zij billijk zijn, ook zidlen
erkennen. Slechts verlangen wij, — hetgeen wij zelven steeds bereid-
vaardig gegeven hebben, en ook steeds zullen blijven geven, — dat uw
respectieve werkplaatsen voor de BBr.-. van Fost Nubila Lux openstaan,
gelijk wij de onze sti'eds voor al onze BBr.*. hebben opengesteld.
//Zóó kau de liefde en verdraagzaamheid tusschen het Groot-Oosten van
Nederland en de Loge Post Nubila Lux in het O.*, van Amsterdam, —
want deze strekke u tevens tot kennisgeving, dat wij ons, na uw afwijzend
antwoord, uit kracht van de rechten van een wettigen Vrijmetselaar, en
de onwrikbare historische documenten der Orde, als Loge geconstitueerd
hebben, — zoo kan, zeggen wij, de liefde en de verdraagzaamheid tusschen
ons onverbroken blijven voortduren, zoo kau de Orde voor de oogen der
profane wereld, het bewijs geven, dat zij de edele deugd der verdraagzaam-
heid niet slechts theoretisch leert, maar tot Xviwx practischeu hoofdregel maakt.
//In één woord, laat ons BBr.-. blijven !
//In naam der Loge Post Nubila Lux enz.,
//(w. g.) ^L S. PoiAK, Voorz.-. Mr.-."
Dit schrijven, dat in elk opzicht een zeer verzoenende geest ademt,
en naar onze meening, na al hetgeen er reeds gebeurd is, wel wat al te
nederig, al te ootmoedig gesteld was, werd ditmaal niet, zooals gewoonlijk,
— 57 —
namens den Groot-ineester-Nationaal, maar in naam van Groot-OfRcieren
alleen, onder dagteekening van 8 Jidi IS 50 op de volgende wijze beantwoord :
//Groot-Officieren enz. aan den A.-. Br/. M. S. Polak te Amsterdam.
//Na het ter laatst gehouden Groot-Oosten eenstemmig genomen beslidt,
dat in het gedaan verzoek tot oprichting eener Loge in het O.", van
Amsterdam, onder den naam van Post Nnbüa Ln,v, zooah het daar ku-h
liggende, niet kon worden getreden, hebben wij met bevreemding \\\i uw
missive van den 18'^'=° der vorige maand vernomen, dat gij gemeend hebt»
u als Loge te kunnen constitueeren. Wij blijven het bestaan uwer Veree-
niging beschouwen als te zijn in strijd met de wet, en mogen dienten-
gevolge niet achterwege laten, in overeenstemming met de bestaande wetten,
daartegen de vereischte voorzieningen te nemen.
//Namens Groot-Officieren voornoemd
//(w. g.) F. A. VAX Eappard, Groot-Secretaris."
Wij zouden te uitvoerig worden, als wij de correspondentie met den
Grootmeester-Nationaal en het Groot-Besogne, na de ontvangst van boven-
staande missive gewisseld, hier in haar geheel zouden willen mededeelen,
die in hoofdzaak daar op neer kwam, dat Br.'. Polak c. s. zich voort-
durend bereid bleven verklaren, het gezag van het Groot-Oosten van
Nederland te erkennen, dat zij nog kinderen van één huisgezin blijven
en tot een overeenkomst met h^ Groot-Oosten te komen weuschen. Van
den anderen kant wilde men daarvan echter niets hooren en zei de eenvoudig :
//Gij hadt Yereeniging blijven, en u niet eigenmachtig als Loge constitueeren
moeten ; gij waart dan op icettig terrein gebleven !" Men vergat daarbij
echter, gelijk idt de door ons medegedeelde correspondentie blijkt, dat men
vroeger diezelfde Yereeniging omcettig genoemd, en er tegen gewaar-
schuwd had.
Het eenige gevolg, dat deze, wij aarzelen het niet te zeggen, voor de
Loge Post ]S!ubiIa Lux wel eenigszius vernederende correspondentie voort-
bracht, was, dat het Groot-Oosten in deszelfs vergadering van 15 Jimi 1851
de volgende Kesolutie nam :
//Het Groot-Oosten der Nederlanden,
//Op het rapport van Groot-Officieren ;
Li aanmerking nemende, dat de BBr.-. M. S. Polak, A. Bijlsmit,
J. F. Bijlsmit, Hekry Jaxssens, F. M. Merrem, Joh. Ellermax, J. C.
Kecklebex en G. ïL^verimax, in het O.', van Amsterdam, die zich, tot
het bekomen van Constitutie aan den H.-. E.". Grootmeester-Nationaal
hadden geadresseerd, doch wier verzoek in de Vergadering van het Groot-
Oosten in het vorige jaar gehouden, zooah het icas liggende., niet had
kunnen worden ingewilligd, zich daarop dadelijk eigenmachtig als Loge
hebben geconstitueerd, en dit bij brieven in de latijnsche taal, met een
— 58 —
bijlnge in (1(^ franschc, a;ui de verschilloiule OrdosUcliameii. binnen en
buiten 's lands heb])Pn bekend gemaakt ;
//Dat niettegenstaande Groot-Officieren aan. lien op die kennisgeving,
onder dagteekening van 'i Juli hebben geantwoord, dat zij het bestaan
hunner Yereeuiging bleven beschouwen, als iu strijd met de wet, en zij
dientengevolge niet zouden nalaten, daartegen, in overeenstemming met
de bestaande wetten, de vereischte voorzieningen te nemen, zij nochtans
met hun handelingen zijn voortgegaan, en blijkens aankondiging in de
openbare dagbladen regelmatig bijeenkomsten honden, waarin receptiën
worden gedaan ; welke handelwijze des te laakbaarder is, vermits Groot-
Officieren, bij hun beslissing van 15 October l^ï^O, door het Groot-Oosten
ten vorigen jare bekrachtigd, aan die KBr.-. het houden hunner onwettige
bijeenkomsten hadden rerhocJen, en zij daarbij tevens uitdrukkelijk waren
herinnerd aan de onderstaande artikelen van het wetboek, te weten :
//Art. 3. De Yrijmetselaars-Orde iii h(4 Koningrijk der Xederlandeu,
bestaat uit de Vrijmetselaren, vereenigd in rcijdiiiatUj inyestehh; iverlcplaaUen.
//Art. \. Een werkplaats is niet refjehtialhj ingesteld, wanneer zij niet
is gevestigd of erkend door het souverein gezag der Orde.
//Art. 15. Be icett'xj aanr/euoiiieit F/vj'/w^-s^'/rz/V'// vereenigen zich iu werk-
plaatsen, welke Loges genaamd worden, teneinde aldaar meer bepaald en
door vereenigde krachten Trijmetselaarsarbeid, volgens de aloude overleve-
ringen en oorkonden en oreroenhoniHÜfj de hepalhiffeii rmi liet If'etlioek, te
verrichten. «
//Art. 1 7. Geen Loge is icettuj, dan wanneer zij haar Constitutie van
den Grootmeester- Xationaal heeft verkregen en geïnstalleerd is volgens de
voorschriften der Orde.
//Overwegende, dat de handelingen der voormelde EBr.-. van dien aard
zijn, dat daartegen, tot handhaving van het gezag der wet, maatregelen
dienen te worden genomen.
//Gelet op art. 81 der wet, volgens hetwelk ell: Broeder liet rn-Jd heeft,
de Ijji/es te tjezoelceu, d/J derzelrer opetitijl-en artieid tefjeiiKOordiy te siju,
en daaraait deel te neuieii, Avelk artikel voor de loden der Yereeuiging Post
Nut)Ua Liijc, voor zoover zij wettig aangenomen Yrijmetsclaren zijn, van
kracht blijft, zoolang het niet te hunnen aanzien buiten werking is gesteld ').
//Gelet mede op art. 105 der wet, waarbij bepaald is, dat overtreding
der wet, onder anderen, kan worden gestraft met tijdelijice suspenxie;
//Heeft goedgevonden de straf der tijdelijke ■siispet/'s/e, met opzicht tot
art. SI der wet toe te passen op de hiervoreugenoemde BBr.\ Vrijmetse-
laren, die aan Groot-Officieren schrirtelijk en bij onderteekening verklaard
') "Wij verzoeken onzen lezers, wel oj) deze bepaling te willen letten, daar wij
nader gelegenheid zullen hebben, er op terug te komen en aan te toonen, hoe wille-
keurig sommige Voorzittende Meesters der vijf te Amsterdam gevestigde Loges er
mede rondspringen.
— o9 —
hebben, de Vereeniging Pod Knhlhi Li'.v als Loge te constitueeren, met
bepaling, dat alzoo de BBr/. (volgen de namen der in den aanhef ge-
noemde acht BBr.'.) het recht niet zullen hebben de Loges te bezoeken,
bij derzelver openlijken arbeid tegenwoordig te zijn en daaraan deel te
nemen, zoolang deze tegen hen uitgesproken suspensie niet door een nader
besluit van het Groot-Oosten zal zijn opgeheven ; — wijders, in overeen-
stemming met vorenstaande beschikking, alle Loges onder het rechtsgebied
van het Groot-Oosten te gelasten, geen dier BBr/. bij hun werkzaamheden
toe te laten, al verzochten zij die toelating op diploma's, door regelmatige
Loges afgegeven, en om tevens hun leden l)epaaldelijk te verbieden, om
de onwettige bijeenkomsten der onwettige Vereeniging Post Nuhila Lux
bij te wonen.
;/Voor Extract conform,
«(w. g.) F. A. VAX Eappaki), Groot-Secretaris."
Van deze Resolutie werd den gemspeiuJ eerden BBr.'. eerst 8 December
18.51 elk afzonderlijk een gedrukt exemplaar toegezonden: middelerwijl
had het Groot-Oosten van Nederland van deze suspensie kennis gegeven
aan alle Imitenlandsche Groot-Oostens, met verzoek: ,/ de Loge Pod Niibila
Lii.r niet als een wettig maconniek lichaam te erkennen, daar zij, zonder
eenige poging aangewend te hebl)en tot het verkrijgen van een wettige
Constitutie, zich eigenmachtig tot een dnnded'me Loge had opgeworpen,
en op dien grond alle l^etrekking met haar af te snijden." Deze trouwe-
looze stap, M'aarvan B^-. Polak c. ■■ï. geheel onkundig waren, gaf ver-
scheiden buitenlandsche Loges, waarmede Post Nnhila Lux intusscheu
betrekkingen had aangeknoopt, aanleiding, Br. •. Polak e. .^. te waarschuwen,
dat het Groot-Besogne alle krachten inspande, om hen als een troep
muiters af te schilderen, die den naam van Vrijmetselaren niet waardig wai'en.
Nog geheel onkundig van zijn suspensie, — daar hij, gelijk wij hierboven
reeds gezegd hebben, daarvan eerst den S^*^"» December 18.51 o^><Vi?Z kennis
kreeg, — schreef Br.-. Polak den 30^*^" October 1851 aan den Groot-
meester-Nationaal, om dien te verzoeken, hem met eenige leden van het
Bestuur der Loge Post NiiJnh. Lnx een audiëntie te verleenen, ten einde
de middelen te beramen, om tot een vereeniging te komen, en hem niet
te noodzaken, hem, door het openbaarmaken van den icaren toedracht van
zaken, bij de Loges in het buitenland te rechtvaardigen, daar hij zelfs
zijn beleedigers niet gaarne wilde compromitteeren. Tevens zond hij aan
den Grootmeester-Nationaal een exemplaar van zijn inmiddels afgedrukt
Bouwstuk, dat hij hoofdzakelijk had laten drukken, om de verschillende
Loges in Nederland met de beginselen van Post Kiihila Lux bekend te
maken, en daardoor beter in te lichten, dan zij totdusver waren.
De Grootmeester-Nationaal antwoordde daarop per missive van 20 No-
vember 1851, zonder echter met eenig woord gewag te maken van de
suspensie der acht voormelde BBr.'., het volgende:
— 60 —
i,ln antwoord op uw missive van den 80^^*^" der vorige maand, vind
ik mij verpliclit u te doen kennen, dat ik, in mijn betrekking van Groot-
meester-Nationaal der Orde van Vrijmetselaren, geen Afgevaardigden van
de zich noemende Loge Fost Nubila Lux, welke door het Groot-Oosten
van Nederland niet erkend is, kan ontvangen ; — dat bovendien de be-
slissing, door het Groot-Oosten, op verzoek van iiw zijde om brieven van
Constitutie, genomen, van dien aard is geweest, dat de weg geenszins was
afgesneden, om daarop terug te komen '), vermits het verzoek werd afge-
wezen, zooah het wm l}<j(jetide ; — dat dit dus had kunnen geschieden ; —
dat dit echter niet is gedaan ; — dat integendeel de Ver-eeniging zich
daarop handelingen heeft veroorloofd, geheel strijdig met de algemeene
beginselen der Orde, en met de verplichting, welke op ieder lid daarvan
rust; — dat dit ook het geval is met het door u in druk uitgegevene,
hetgeen zeker door ieder, die wèl denkt, — welke gevoelens hij dan ook
toegedaan zij, niet kan worden goedgekeurd.
//Inmiddels heb ik de eer te zijn, enz.
//(w. g.) Freueiiik, Prins der Nederlanden."
Br.'. Polak, die, waarschijnlijk gedachtig aan het spreekwoord: //de
aanhouder wint," in deze een taai gedidd aan den dag legde, dat men
bij hem, die in den regel nogal zeer kort aangebonden was, niet zo\i
gezocht hebben, liet het echter hierbij niet berasten ; in een zeer uitvoe-
rigen brief aan den Grootmeester-Nationaal, waarin hij het ware standpunt
der wederzijdsche omstandigheden, en de gevo^en, die daaruit eenmaal
noodzakelijk moesten voortspruiten, uiteenzette, verzocht hij nogmaals drin-
gend, dat men de kloof niet nog wijder zou maken, door hem te dwingen,
zich in het buitenland te rechtvaardigen, door de geschiedenis der stichting
van de Loge Tod NiMIa Lux, in haar ware kleuren geschetst, in het
licht te geven, en tevens den tcaren toestand der vijf te Amsterdam ge-
vestigde Loges te openbaren. Tevens herhaalde hij zijn verzoek om aan
hem en eenige zijner Medebestuurderen een audii>ntie te verleenen, en het
besluit in deze vóór 20 ])ecember 1851 te mogen vernemen, daar hij,
binnen dezen termijn geen antwoord ontvangen hebl)ende, het er voor
houden zou, dat men zijn verzoek volstandig bleef weigeren, en dat hem
dus geen ander middel dan dat der drukpers overbleef, een beroep name-
lijk op de openbare meening.
Ongeveer acht dagen na het opzenden dezer missive, ontvingen Br.*.
PoL.\K C.S., gelijk reeds vermeld is, op 8 December 1851, de beteekenis
van het tegen hen uitgesproken vonnis, namelijk van hun tijdrlijke ■s//.sj}e)/sie. f
') Merkwaardig is het, dat mea steeds op dit aanbeeld bleef hamereu, zonder
Br.*. Polak c. s, ooit de middelen te hebben aangewezen, om er op terug te kunnen
komen; blijkbaar opdat zij er nimmer oj/ souden kunnen terugkomen, had men dan
ook ggweigerd, een exemplaar van de wet te zenden 1
— r,i —
Veroutwaardigd over zwik een bespottelijk kinderspel, dat veel overeen-
komst heeft met de door Eome geslingerde en door de Vrijmetselarij
zoozeer gewraakte banbliksems, en dat het kenmerk droeg van machte-
looze wraakzucht, die niets l-unnende doen, nochtans iets wilde doen, om
zich ten minste te uiten, en zich in den mantel van het gezag te hidlen,
schreef Br/. Polak andermaal aan den Grootmeester-Nationaal, en wel
voornamelijk, omdat hij op zijn laatsten tot hem gerichten brief nog geen
antwoord had ontvangen, in naam van Bestmirderen der Loge Tost Niihila
Lux de volgende missive gedagteekend van 9 December 1851 :
«Zooeven ontving ik, onder dagteekening van 29 November van wege
\vw Groot-Oosten een missive, de voltrekking bevattende van een, naar het
luidt, reeds op 15 Juni jl. genomen besluit van het Groot-Oosten. Ik
vraag niet, waarom ik een besluit van 1 5 Juni eerst op 8 December ont-
ving; Avant dit stuk kon, evenmin op 15 Juni als thans, é-e;//// het geringste
gewicht hebben voor hen, die zeker geen nieuwe Loge gesticht hadden,
bijaldien zij waarde in de oude, zooals die titans ^y», gesteld, of de minste
roeping gevoeld hadden, die werkplaatsen te bezoeken, en, voor welke
dus zulk een zonderUnfj verbod geheel overbodig en ledig van alle betee-
kenis is, naardien niemand der onzen, zoolang wij bestaan, zich ooit
de moeite zelfs heeft willen geven, om een andere werkplaats te bezoeken.
Ik ben dus, — omdat dit reeds in Juni genomen besluit mij juist thans,
zoo kort na mijn tweede aan u gerichte missive toekomt, — alleen zoo
vrij u Koninklijke Hoogheid te vragen, of ik deze zonderlinge boodschap
als een feitelijk antwoord, ook van uwentwege, op deze laatste missive
moet beschouwen, daar ik u in deze missive uitdrukkelijk om een antwoord
vuur den 20^*^" dezer had gebeden.
«Uwer Koninklijke Hoogheid onderdanige dienaar
,/(w. g.) M. S. Polak.//
Ook deze missive bleef onbeantwoord; men scheen Br.". Polak's geduld
stelselmatig te «-illen uitputten, en hem zoodoende tot zwijgen te brengen ;
men had zich echter in diens ijzeren volharding vergist.
Inmiddels hadden eenige leden van de Loge Post Nnhila Lux, allen
wettig aangenomen Vrijmetselaren, onder dagteekening van 9 Januari 1852
de volgende missive aan het Groot-Besogne gericht :
//Broeders ! Vleitaal is vreemd bij ware Broeders, en wordt met waar-
digheid door hen veracht. — Schatten zij verdiensten hoog, en geven zij
met warmte den eernaam aan den waardigen man, zij zouden toonen geen
Broeders te zijn, als zij met een titel speelden om de ijdelheid te streelen,
in stede van de waarheid zich tot banier te kiezen.
//Op die gronden noemen de ondergeteekenden u Broeders, omdat
zij zouden veinzen, wanneer zij daarvoor de woorden : «Waarde" of //Ver-
lichte" plaatsten.
— fi2 —
„Of kan men den Broeder een //waarden" een //verlichten" Broeder
noemen, die minst genomen den plicht der liefde, der broederliefde schendt ?
//Kan men hem een waarden Broeder heeten, die lust vindt in het
plagen van den Broeder? Zal het een //verlichte" zijn, die beloofd heeft
voor vrijheid van geweten en deuken te zidlen kampen, maar te velde
trekt tegen hen, die in denkwijze met hem verschillen:-'
//Is het een waardig man, een waardig Broeder, die den andersdenkenden
het denken niet kan beletten, maar behagen schept in beuzelingen en
daarmede wil treffen ?
//Of is het niet klein en beuzelachtig voor mannen, den andersdenkenden
Broeder met een zoogenaamden ban te bedreigen?
//De geheele Vrijmetselarij is door den Paus in den ban gedaan, maar
stoort de Orde zich daai-aan, en beklaagt het gezond verstand de geringe
geestontwikkeling niet van hen, die dien ban uitspraken, met welk doel
die uitspraak ook geschied is?
//De Joden lieten eens Jesus kruizigen, omdat deze de misbruiken van
den Godsdienst van dien tijd openbaarde.
//Na dien tijd heeft het Christendom zich toch uitgebreid !
//Een Luther werd in den ban gedaan, omdat hij de Hervorming verkon-
digde. Heeft die ban hem dan schrik aangejaagd, of hem doen terugdeinzen ?
//Luther stond alleen ; hij had de geheele macht des Pausen tegen zich
maar de man bleef kalm, beklaagde zijn bestrijders en vervidde zijn plicht.
//De Hervorming zegepraalde, want met een ban kon men den geest
des Eeuwigen Gods niet tegengaan.
//Doch niettegeu-staande de geschiedenis het l)euzelachtige van zoodanig
bannen met duidelijk schrift leert, houden Broeders Vrijmetselaren zich
in den tegenwoordigen tijd nog bezig met bannen uit te vaardigen tegen
medebroeders, aan wie men geen misdaad kan aanwrijven.
//Gij immers bant alleen de tegenwoordige leden van cU" Z.'. A.". Loge
Podi Nnbila Lux, omdat zij ronduit den natuurlijken (iodsdienst als den
hunnen erkennen (gij toch hebt beloofd eiken (iodsdienst te zidlen eer-
biedigen) en verder, omdat zij geen gekochte, maar verdiende opklimming
in rangen, als eigendommelijk aan de Orde der Vrijmetselaren verbinden,
omdat zij aan kennis en deugd, en niet aan geld eer willen bewijzen.
//Gij zendt hun een ban, omdat zij de waarheid zich ten plicht stellen,
en al Avat daartegen strijilt, afwijzen.
//Gij dekt, of zoekt u te dekken achter de uitdrukking: dat het ver-
zoek om een Constitutie met enkele bepalingen uwer huishoudelijke
wet strijdt.
//Zoo gij u daarachter niet verbergen wihh't, waarom hebt gij dan niet
volgens broecUM-plicht, (hidelijk opgegeven, welke jmnten veranderd of
voorzien moesten worden ?
//Welmeenench' Broeih-rs gevoelen wat het woord Broeder beteekent, en
welke plieliten daaraan viTb(in(h'n zijn.
— 63 —
wAVaant niet, dat door uw bau aan souimige der leden van Post Nubila
Lux, de overige uit uw Loge zich daarbij aangeslotenen hebbende Broe-
ders, daardoor eeuige vrees hebben ondervonden. Integendeel strekt het
hun, om waardiglijk, met opzien tot God, te volharden, en u als een
laatsten dienst te verzoeken, ook aan hen een zoodanigen ban, liefst zoo
spoedig doenlijk, toe te willen zenden.
,/Altoo.s tot wederdienst ])ereid noemen de oudergeteekende zich enz."
(Vohjeu de o/iderteekeniiiyeuj
Dat deze missive onbeantwoord bleet", spreekt van zelf; het Groot-
Besogne wilde zich niet andermaal bespottelijk maken, door een nieuwen
banbliksem te slingeren.
Den 2'!'^" Februari 1S32, out\'ing Er.". Polak, die aan Prins Frederik
over eenige letterkundige aangelegenheid geschreven had, eindelijk een
schrijven van hem, dat aldus eindigde :
//Terwijl ik u voorts doe opmerken, dat, wanneer ik aan uw begeerte,
om u bij mij toe te laten, niet heb voldaan, u zulks noodzakelijk daaraan
dient toe te schrijven, dat ik mij heb willen en moeten vrijwaren voor
elke verkeerde uitlegging, die wellicht aan zoodanige toelating, of aan
mijn gezegden, had kunnen gegeven worden."
Nog lang niet uit het veld geslagen, in geeuen deele ontmoedigd,
besloot uien nog een poging om andermaal de Juoid van verzoening, die
zoo herhaaldelijk en op zidk een onbroederlijke wijze geweigerd was, te
reiken, en werd er in April 1S52 aan het Groot-Besogne en aan alle
Loges in Xederlaiul de volgende missive uitgevaardigd :
"Wij hebben de onderstaande missive aan uw Vergadering van het aan-
staande (Jroot-Oosten toegezonden. Overweegt den inhoud en handelt naar
de inspraak van uw hart, gelijk het BBr.-. betaamt:
//Aan den H.-. E.'. Grootmeester-Nationaal enz.
//Ofschoon door u veroordeeld, zonder dat gij ons gehoord hebt ; ge-
vonnisd dus, zonder dat gij in gemoede kondt overtuigd wezen, of uw
gedrag jegens BBr.'. niet overijld, en, als zoodanig ourechtfoarduj was,
willen wij ons nochtans nog eenmaal tot u wenden, het recht vorderende,
dat men ook den verstooteue, en hoeveel te meer wanneer die een Br.'.
is, niet hut. weigeren.
//Dat wij ons echter tot u wenden, niet idt zwakheid, maar in een met
den dag toenemenden liloei, een waarheid, waarvan alle BBr/., die onze
werkzaamheden bezochten, kunnen getidgen : dat wij dus, — ofschoon wij,
na al het sedert 1848 voorgevallene, in gemoede gelooven, de beleedigde
en verongelijkte partij te wezen, — nochtans de minsten zijn, en, zonder
door ons standpunt daartoe gedwongen te tcorden, het hoofd voor ii buigen,
moge u dan ook tot een onwraakbaar bewijs verstrekken, dat wij geeu
— 64 —
schenrniaJcers zijn, en niets inniger wenschen, dan de eenheid onder de
nederlandsche Broederschap behouden te zien; ja, het moge u reeds bij
voorraad overtuigen, dat wij er nooit aan dachten, ons van u los te scheuren,
maar dat gij het veeleer waart, die oim, — en alleen omdat wij het goede
en ware zochten, want, welk ander wezenlijk inixdrijf kunt gij ons toch
ten laste leo-o-en? — met hardheid en op een niet broederlijke wijze tenig
o-estooteu, en ons daardoor, wilden wij onze heginseJen, onze overtuiging
redden, tot den door ons gedaneu stap gedwongen hebt.
//„Fraaie woorden, — hooren wij u zeggen, maar welke bewijzen kunt
gij ons daarvoor geven?"
//Maar, BBr/. ! helit gij ooit naar l)ewijzen gezocht? hebt gij ons ooit
in de o-elegenheid gesteld om. te spreken. Weten de meesten uwer in
gemoede, wat er in vier jaren tijds is voorgevallen? Hebt gij ons niet in
Juni 1851 gesuspendeerd, een vonnis, dat ons eerst op 8 December 1851 is
toegezonden, — zonder dat de meesten uwer met Mare bewustheid weten,
waarom ?
//BBr.'. ! waar is ow// een voorbeeld van zidk een gedrag geweest? Waarom
hebt gij niet, alvorens te straffen, een onpartijdige Commissie van Onderzoek
uit uw midden benoemd, om ons te hooren, ten einde op haar rapport
af, de schiddigen met overtuiging te kunnen straffen, of de onschuldigen
te kunnen vrijspreken? Wij schromen geen eerlijke rechthank ; en gij zijt
dat aan uw BBr.". schuldig. Of zou u dan een zoo groot aantal BBr.".,
wier namen in de profane wereld geëerd, zouder blaam en zonder smet
zijn, niet eens een gezet, een nauwkeurig onderzoek waardig wezen?
//Zóó diep beneden de profane maatschappijen zidt gij toch de Orde
niet laten neerzinken ! Wij verwachten dit ook niet van u, en verlangen,
bij dezen, van uw hilJijkJa-id en recJitvaardigheid :
//1°. Dat gij heden uit uw midden een Commissie van Ondei'zoek
benoemt, opdat deze zich met ons in aanraking stelle, nauwkeurig
van alles kennis neme, wat wij tot onze verdediging hebben in te
brengen, en haar prejudiciair rapport bij u uitbrengen kunne. Voor
zulk een rechthank willen wij gaarne vei'schijnen !
//2°. Dat deze Commissie, de overtuiging verkregen hebbende, dat
iiw banvonnis overijld was, onze voorslagen tot een vereeniging tusschen
ons en het Groot-Oosten van Xederland, voor den Grootmeester-
Nationaal en het College van Groot-Oflicieren brenge, en dan daardoor
den weg tot onderhandelingen, bane.
//Ziedaar, BBr..! wat wij van u verlangen. Vraagt het u in gemoede,
of gij dit aan uw BBr.'. verschuldigt zijt en handelt jegens hen, zooals
gij wenscht, dat de Opperboiiwh.". jegens u handele.
//Uw heilwenschende BBr.., namens de Loge Post Nuhila Lux
//(w. g.) M. S. PoiAK, Voorzittend Meester.
//A. BiJLSMiï, Secretaris."
— fio —
Door het toezenden der begiuseleu van Pod Nnhila Lux aan de buiten-
laudsclie Loges (zie bladz. 5i), kwamen er verschillende blijken van
adhesie, in -weerwil dat het Groot-Oosten van Nederland, gelijk wij reeds
op bladz. 59 vermeld hebben, pogingen had aangewend bij de bnitenlandsche
Groot-Oostens, ten einde die te verzoeken, in geen relaties met Fost Nnhila
Ln.v te treden.
Hetzij dat de buitenla.ndsehe Groot-Oostens de mededeeling van het
Groot-Oosteu van Nederland ten opzichte van de onwettige (?) Loge Pont
Nnhila Lnx eenvoudig voor notificatie aangenomen hadden, en het niet
der moeite waard achtten, daarvan aan de onder hun Groot-Oosten ressor-
teerende Loges kennis te geven ; hetzij dat, verschillende Loges, als zij
werkelijk een kennisgeving in dien geest ontvangen hadden, er zich weinig
aan stoorden, zooveel is zeker, dat de Loge Minei'va znut Vaterlündi-
scheii Fefein in het Oosten van Keulen, de Loge Post Nnhila Lnx officieel
idtnoodigde, zich bij de inwijding van haar nieuw Tempelgebouw door een
deputatie te doen vertegenwoordigen ; voorts gaf' de Loge Zum Goldenen
Schcerd in het Oosten van Wezel te kennen, dat zij zich geheel met de
beginselen van Post Nnhila Lu.r vereenigde en gaarne in correspondentie
met haar wenschte te treden. De Loges Acacia in het Oosten van Meissen,
en Fiir Wahrheit, Frennd schaft nnd Recid in het Oosten van Coburg,
betidgden hun sympathie voor Post Nnhila Lnx, terwijl de Loge Znm
inniffen Vei'eiu iin Riesemjehirge te Jjandshuth schreef, dat zij de Ijeginselen
van Post Nnhila Lux hoogschatte. Het Groot-Oosten van Frankrijk zond
insgelijks een missive, bevattende het bericht, dat het de Loge Post Nnhila
Lux erkende, en geregeld met haar in correspondentie Avenschte
te blijven.
Dat de bnitenlandsche IjOges het niet bij woorden van sympathie lieten,
maar daarbij ook de daad voegden, bleek daaruit, dat verscheiden leden
van Post Nnhila Lnx in de bnitenlandsche Loges met de meeste hartelijk-
heid ontvangen en tot leden van eer en correspondeerende leden benoemd
werden, en aan verscheiden BBr.'. van bidtenlandsche Loges wederkeerig
het lidmaatschap van eer der Loge Post Nnhila Lnx werd aangeboden.
Men stoorde zich in het Buitenland dus al zeer weinig aan de waar-
schuwing van het Groot-Oosten van Nederland, dat niet ophield Br.\
Polak c. s. in een verdacht daglicht te plaatsen, en de toenadering zooveel
mogelijk te bemoeilijken, zonder te beseften, dat het in het belang der
Orde wenschelijk ware geweest, tot een verbroedering met Post Nnhila Lnx
en tot werkzaamheid in haar geest te besluiten ; de Vrijmetselarij zou als-
dan voorzeker oneindig meer nut hebben kunnen stichten, en het algemeen
doel, waarvan men zoozeer afgeweken was, meer naderen.
Daar gelijk Avij gezien hebboi door het Gi-oot-Oosten van Nederlano
besloten was, de zich te Amsterdam gevestigd hebbende Loge Post Nnhila
Lmx te beschouwen als een clandestine Loge, en ieder Br.'. Vrijmetselaar,
die deze Loge zou bezoeken met xerhanniny uit de Orde gedreigd werd,
5
— 66 —
had (Ie Lop;e Bc ])nr Koloiumcn te Kottcrdam, dit punt op een van liaar
Yergaderint^en tev sprake o-ebracht, en was men daar alg-emeen van meening,
dat liet hoog uoodig was, dat vooral nieuwaangenomen BBr/. die van dat
besluit onkundig waren, en te Amsterdam zijnde, wellicht Pont Nuhila Lux
bezoeken zouden, en dan het tomm van verhairnhi(j zouden kunnen onder-
gaan, zonder in het minst te kiuinen begrijpen, aan welke grove overtre-
ding zij zich hadden schuldig gemaakt, en daarvoor althans niet in tijds
waren gewaarschuwd, tegen zulk een vonnis te vrijwaren. Deze bespreking
gaf in de Loge J)e Drie Kolommen aanleiding tot het besluit, om een
voorstel hieromtrent ter behandeling op het Groot-Oosten in te dienen,
hetgeen dan ook, blijkens onderstaand uittreksel uit de Eesolutiën op de
Vergadering van het Groot-Oosten in 1853 plaats had.
Dit uittreksel luidt als volgt :
ii\i\ de derde plaats. Het voorstel, uitgebracht door de Z.'. A.\ Loge
De Drie Kolommen, in het O.", van Rotterdam, vervat in de volgende
bewoordingen :
,///Elke Loge is verplicht, bij iedere openbare vergadering een
kennisgeving oji te hangen, dat de Loge Poxt Knhila Lur onwettig
gevestigd is, met waarschuwing die niet te bezoeken."
//De Z.". \.\ Voorzitter zegt, dat Groot-Officieren het voorstel, als
maatregel van voorzorg, ondersteunen, ten einde te voorkomen, dat BBr.'.
met het verbod onbekend, om die onwettige vereeniging te bezoeken, zich
onwillens aan overtreding schuldig maken ; doch dat zij meenen. dat een
uitnoodiging van Groot-Officieren, namens het Groot-Oosten aan de Loges,
in den zin van het voorgestelde, als genoegzaam afdoende is te beschouwen,
zonder dat daartoe een besluit dezer Vergadering uoodig zij, vooral omdat
de wijze hoe de maatregel ten uitvoer te leggen, aan het goedvinden der
Loges behoort te worden overgelaten, naardien de plaatsing eener zoodanige
waarschuwing, in den Tempel zelf, weinig doeltreffend en minder voeg-
zaam zou zijn.
//Veel BBr.'. Afgevaardigden achtten het iutusschen raadzaam, dat er,
ten aanzien van dit punt, een beschikking worde genomen, welke aan het
doel van het voorstel eenigermate beantwoordde.
//De A.'. liOge De Drie Kolommen, zich vereenigende met het pra\idvies
van (i root-Officieren, trekt daarop haar voor.^tel in, het aan Groot-Officieren
overlatende, zoodanig te handelen, als zij het meest geraden zullen oordeelen.
//Eu is daarop goedgevonden, om aan (Jroot-Offirieren op te <lragen
om, bij den brief, ten geleide der Eesolutiën van het Groot-Oosten, de
verschillende werkplaatsen uit te noodigen, om op de wijze, welke aan
elke werkplaats meest gepast zal voorkomen, de bezoekende BBr.'. en alle
nieuw aangenomen of aan te nemen leden der Orde bekend te maken met
het bestaan der onwettige vereeniging Posf A/iljila Lux te Amsterdam, en
hen ernstig te waarschuwen, om aan de handelingen dier onwettige ver-
eeniging geen deel to nemen."
— (57 —
Volgens deze Resolutie werden dus de leden van Pod Nuhila Lux als
een troep uielaatsclien beschouwd, waarmede de overige BBr.-., uit vrees
van besmetting niet mochten in aanraking komen ! Zoo handelden in het
jaar des waren. (!) lichü 5853 mannen, die zich het recht aanmatigden
aan het hoofd der beschaving te willen staan, en verbroedering en ver-
draagzaamheid ouder het menschdom te bevorderen !
Daar het nu uit deze Resolutie andermaal bleek, dat het Groot -Besogne
niet geneigd was, de herhaaldelijk toegestoken broederhand aan te nemen,
besloten Br/. Polak c. y., teneinde niet vruchteloos hun buitenlaudsche
betrekkingen op te offeren, om met hun landgenooten tot vrede en eenheid
te komen, hun verdediging, door een getrouw verhaal der feiten, welke
de stichting der Loge Post Nuhila Iaix kenmerken, naar het buitenland
te zenden, en het oordeel over recht en onrecht aan de openbare meening
over te laten.
Maar ook toen nog, na een vijljarige vervolging en tegenstand, konden
zij het niet van zich verkrijgen, hun tegenstanders als bij verrassing te
overvallen. Ten dien einde wendde Br.-. Polak zich andermaal tot den
Grootmeester-Nationaal, en berichtte hij hem, dat hij zich gedwongen zag
de geschiedenis van de stichting der Loge Pod Nuhila Lux in het licht
te geven, en verzocht hij hem dringend, het zoover niet te laten komen,
en het Groot-Besogne van dit zijn besluit kennis te geven, ten einde het
in de gelegenheid te stellen de zaak stiptelijk te overwegen, hem beloo-
vende de uitgave der brochure nog één ynaand uit te stellen, teneinde
het besluit van het Groot-Besogne af te wachten, en te zien of het met
hen vredesonderhandelingen wilde aanknoopen.
Na zes weken te vergeefs op eenig antwoord gewacht te hebbeu, en
dus de gestelde termijn van één maand meer dan verstreken zijnde, werd
besloten bovenvermelde brochure met 1 Januari 185-1 in het licht te geven,
en inmiddels den Grootmeester-Nationaal daarvan kennis te geven, hetwelk
Br.". Polak, onder dagteekening van 10 December 1853, met de volgende
missive deed:
«Ik beu voor eenige weken zoo vrij geweest u H.-. E.-, eerbiediglijk
een brochure aan te bieden, Avaarbij ik van het bij ons bestaande plan,
tot de uitgave van mijn, in 1847 aan het Groot-Oosten van Nederland
aangeboden Teekenplank, in verband met de f/eheele geschiedenis der stich-
ting van Pod Nnhila Lux en alles Mat daarmede in betrekking staat,
kennis gaf; maar, waarbij ik tevens verklaarde een maand met de verzending
en verspreiding van dit uitvoerige werk te zullen wachten, om het Groot-
Besogne den tijd tot overweging te geven, of het de onl)roederlijke, ongelukkige
scheuring heelen, of de klove wijder en de wond ongeneeslijker wilde maken.
//Die termijn, IL'. E.'.! is meer dan verstreken; van alle kanten, — de
heivijzen zijn tot uw dienst, — worden wij, door den buitenlandschen boekhan-
del en onze correspondenten tot de uitgave van dit werk aangezet, en het
Groot-Besogne bewaart het stilzwijgen, en schijnt het tot een wereldstrijd.. —
5*
— 68 —
weinig vereereiul voor Nederland, wanneer de ware toestand en de door
beicijzi'ii gestaafde ychcimcii der anisterdainscbe Loges worden aan den dag
gebracht, — te willen laten komen.
«Wij willen dit niet, en zidlen slechts door den uitersten nood gedwon-
gen, den hoon van misliandelende BBr.-. openl)aren. Wij hebben, — wat
er ook gebeurd is, geen scheuring, geen scheiding gewild, en willen die, —
ofschoon ook de sterkste Loge te Amsterdam geworden. l)loeiend en mach-
tig, — nog niet!
«Met deze waarachtige gevoelens wend ik mij nogmaals tot u ; want
voor u, en niet voor opzettelijke vervolgers, wil ik gaarne het hoofd
buigen; u wil ik alle otters brengen, die ik, altijd met het oog op het
lichaam, dat achter mij staat, in staat beu te brengen. H.-. E..!, wilt
gij mij vóór 1 Januari a. s. een audiëntie verleeiieu ? — Ik ben zder,
dat één bezadigd mondgesprek met u de eenheid zal herstellen, en de
klove wegniimen, die hoe men de zaak ook beschouwe, in den loop des
tijds de nederlaudsehe Broederschap l)edreigt.
«Met den meesteu eerbied, enz."
Hield het Groot-Besogne deze beide brieven voor een bedreiging, of
achtte het zich boven de openbare meening verheven? — beide brieven
bleven onbeantwoord. Door dit pertinent stilzwijgen zich van alle verdere
verantwoordelijkheid ontslageu achtende, werd tot de openbaarmaking der
op de stichting van de Loge Post Nuhila Lux betrekking hebbende feiten
en bescheiden, de eerste, zooals die in de Notulen der gehouden Vergadering
opgeteekend en 1)ekrachtigd waren, de tweede, zooals zij in orginulï in het
archiöfder Loge berustten, besloten. Onder den titel : Wat is Vrijmetselarij
en hoe wordt s/j in Nederlanil (jcliandhaufd? verscheen in 1S54 een en
ander in het licht, terwijl een hoogduitsche bewerking er van onder den
titel: Die Loge Post Knbila Ij(x nnd der Gross-Orient der Niederlande.
Enthiilh(n(/en beziUjlidi der Stlftun(/s(/eiic}iichte der eliric:. nud collkw L,0(ie
Post Nubila Lux, //// Morgen vnn Aniderdam, enz. uitgegeven, en aan de
verschillende ])uitenlandsche Loges verzouden werd, waarmede Post Nnbila
Lux in vriendschappelijke betrekking stond ').
') Als eeu bewijs hoe in ons vrije Nederland de ina9onnieke drukpers onder
den plak van het Groot-Oosten staat, moge dienen, dat toen de uitgever van
beide bovengenoemde werkjes die in het Ma^onvinh IPeekblad wilde adverleeren, by
van Br.'. Andriessen te Utrecht, toenmaals uitgever van dat blad, de advertenties
terng ontving, met het volgende schrijven : „Advertentiën van ma^onnieke boeken
mogen 7iiet in het Weekblad wjorden geplaatst, tenzy mij vooraf gebleken is, dat door
het Gr.', -O,', van Nederland toestemming voor die uitgave is verleend; ik zal alzoo
dat bewijs ter inzage van UEd. inwachten.
„Na groetc UEd, Dw, Dienaar ANnniEssEN."
• „Utrecht, 11 Maart 1854."
Paar de toestemming van het Groot-Oosten van Nederland niet gevraagd was, en
— 69 —
Over bovengenoeiud werk uit zich Br.'. Dr. Leutbecheb te Erlangen
in de Freiinaurtr Ztltung van Jidi 1854 als volgt:
,/Wie onze Loges kent, hoe zij meestal zijn, en wie weet, wat en hoe
zij zijn moesten, die zal moeten bekennen, dat Br.\ Polak met zekerheid
ingezien heeft, wat in de Vrijmetselarij van den tegenwoordigen tijd over
het algemeen, niet alleen in de Vrijmetselarij in Nederland, niet deugt
en door welke middelen hier geholpen worden kan en moet, als werke-
lijk de intelligente krachten en de edele karakters van het volk zich
duurzaam aan het Verbond zidlen wijden, waaraan terecht door alle
welmeenende Vrijmetselaren groote waarde gehecht wordt. Men gelieve
slechts de beide tot heden verschenen afleveringen der EuthiUlimgtn en
vooral het in de eerste allevering aan het Groot-Oosten van Nederland
aangeboden Bouwstuk (blz. 8 — 30), waarin over het doel van de Orde
en haar wetenschappelijk standpunt en over de middelen tot bereiking van
dat doel beredeneerd en waar gesproken wordt, te lezen, en overwege dan
de door de Loge Pod Nnhila Lux vastgestelde beginselen! Elk onbevan-
gene zal er over verbaasd staan, dat men tot heden de ware middelen
tot het doel niet aanwendde, welke, hetgeen op geschiedkundige gronden
zou kunnen worden aangetoond, vroeger zeer zeker aangewend werden,
en die men uit gemakzucht later achterwege liet. Ook daarover zal men
zich verwonderen, hoezeer men deze, alleen uit regelmatige leden van
amsterdamsche Loges ontstane Loge verongelijkt heeft, door haar als een
claudt'Hiine Loge te bestempelen en geen Constitutie te willen geven; en
hoe zeer men mistast als duitsche Groot-Loges en Loges deze I^oge niet
willen erkennen. Deze EtilJüilluiif/eu zijn naar mijn meening van zeer
groot Ijelang, en ik wenschte er alleen opmerkzaam op te . maken, en de
duitsche Loges te verzoeken, die te lezen en te overwegen. Zoodra de
derde aflevering er van zal verschenen zijn, zal ik mij veroorlooven,
daarover uitvoerig, wellicht in een afzonderlijke l)rochure, het liefst echter
in dit blad, mijn meening te uiten. Voor den oogenblik zeg ik alleen
nog, dat, nadat ik de statuten dezer IjOge heb ingezien, en mij door
correspondentie zoo nauwkeurig mogelijk op de hoogte heb gesteld van
de wijze, waarop zij werkt, ik het voor zeer eervol zou houden, als de
duitsche Loges en Groot-Loges, den voomitgang in de Vrijmetselarij
behoorlijk erkennende en waardeerende de Loge Pod Nubila Lux met
grooter rechtvaardigheid behandelden, dan waarmede het Groot-Besogne
van Nederland, zich zeker tegen den wil van den Grootmeester-Nationaal
der liOges aldaar, tot heden gedaan heeft."
er dus ook geen bewijs voor kon overgelegd worden, moest de plaatsing der
advertentie achterwege bHjven. Dus behalve banbliksems ook nog censuur! En aau
zulke beperkende, de vrije uiting van den geest belemmerende bepalingen onderwerpen
zich mannen, die zich verheven wanen boven de maatschappelijke en godsdienstige
vooroordeelen !
_ 70 ~
Dat (Ic Loge Pod Nnh'da Lax met haar hcrvormeud streven niet alleen
stond, en dat ook elders behoefte gevoeld werd aan doortastende eu
ingrijpende middelen, om den Augiasstal der bestaande Vrijmetselarij te
reinigen, blijkt niet alleen uit ommestaand artikel van Br.-. Dr. Lelt-
BECHEK, maar ook nit een circulaire onder dagteekening van 1 Maart 1854
door de Loge Fi/fkafforas No. 14 te New-York aan alle ]jOges in het binnen-
en buitenland verzonden.
Na een beredeneerde inleiding over oorsprong en doel der Vrijmetselarij,
en vooral over de roeping der Orde in den tegenwoordigeu tijd, met
aanwijzing der ingekankerde misbruiken, vooroordeelen en vormen, waarvan
ook de Orde niet is vrij te pleiten, onderwerpt bovengenoemde Loge de
volgende punten, als door den tijdgeest gebiedend geëischt, aan de goed-
of afkeuring der bestaande Loges :
«1°. De Grootloges zijn geen regeerende en Avetgevende autoriteiten,
maar slechts adviseerende lichamen; in alle voor de Vrijmet-
selarij gewichtige vraagstukken behoort het recht van stemming
daarvoor aan alle Loges zonder onderscheid.
//2°. De Groot-Oostens kunnen niet eigenmachtig alle Loges, welke
in het land, waar zij hun zetel hebbeu, als van haar ressor-
teerende beschouwen, en geen Loge dwingen van haar een
Constitutie te nemen. Het staat aan elke Loge vrij, naar
verkiezing van het meerendeel harer leden, zich aan welk Groot-
Oosten het ook zij, aan te sluiten.
//3°. De gelijkheid der BBr.'. in de Loge moet een Avaarheid worden ;
er zal dus geen directorium meer bestaan, dat de Officieren
benoemt. Elk lid zal het recht hebben, de ambtenaren der
Loge te verkiezen, wetsveranderingen voor te stellen, vertegen-
woordigers voor het Groot-Oosten te benoemen, enz. De uit-
voerende macht is alleen aan den Voorzittenden Meester
overgelaten.
//4°, De Ritualen mogen niets bevatten, wat tegen de gezonde rede
en de resultaten der wetenschappelijke navorschingen strijdt;
uit de symboliek moet alles weggelaten worden, wat eenigszins
aanleiding zou kunnen geven tot de bewering: dat de Orde
een spceltmg voor volwassen kinderen is.
//5°. Dat de verdienste naar waarde gehuldigd, maar elke overdreven
vleierij vermeden wordt; dat over het algemeen ook de scha-
duwzijde der Orde kalm en bedaard ter tafel gebracht wordt,
en niet alles, Mat van de Or(h; komt, onvoorwaardelijk wordt
goedgekeurd.
//6o. Dat de Orde noch politieke noch staatkundige partijzucht iu
haar Temj)els mag aankAveeken, maar dat zij zich alleen toelegge
op de beoefening van ware humaniteit.
Deze begiuseleu werden door de Loge l'ythagoras I te New-York
— 71 —
gehuldigd en in practijk gebracht ; zij heeft, in weerwil van aUe heerschende
tweespalt en tegenwerking daardoor een onafhankelijk en onpartijdig
standpunt verworven, en haar voorbeeld werd door een menigte ameri-
kaansche Loges gevolgd, die zich evenals bovengenoemde Loge, later allen
onafhankelijk verklaarden, nadat zij door het amerikaansehe Groot-Oosten,
wegens haar werken in een vooridtstrevenden geest, in den ban gedaan
waren. Tout coiiune che: uouh! Het macounieke oppergezag heeft sedert
het begin dezer eeuw bijna in alle landen den voondtgang tegengewerkt
in plaats van dien in de hand te werken. En kan het ook anders als
men aan het hoofd der Orde bij voorkeur Koningen en Vorsten plaatst,
die uit den aard der zaak conservatief zijn! Het volgende kan daarvan
tot staaltje dienen.
Toen in October 18.5.5 het prospectus van het tijdschrift dt DiKjtruad
verscheen, dat nogal sensatie maakte, meende het Mnr^ouniek TFeekblad,
het officiëele orgaan der A rijmetselarij in Xederland niet te mogen zwijgen,
en ten Ijewijze van welken geest van verlichting en beschaving men toen
doordrongen was, kon men onder de rubriek Litlerutunr in het nummer van
5 November 1855 het volgende daaromtrent lezen: /,Dit tijdschrift (dt
Do (je raad) is kennelijk ingericht, om de leer des Christendoms, immers
de leer aan Christus te ondermijnen; men wil, dat hoofdredacteur zal zijn
M. S. Polak en medeAverkers eenige leden van de Yereeniging Fod
Nnhila Li'j'," terwijl deze geheel op onwaarheid gegronde aankondiging
met de volgende dichtregelen gesloten werd :
//Xoemt gij het I)at/e/'aad, als uil en vleermuis vliegen?
üw dag is nacht ! uw waarheid schrooni'lijk liegen !"
Br.'. Polak nam daaruit aanleiding, den volgenden brief tot de redactie
van het Macounieke Weekblad te richten :
//In weerwil van den kampstrijd, welken gij, van uic standpunt idt
tegen mij en de Loge Post Nnhila Lnx voert, vertrouw ik in u, waar wij
ons buiten dat strijdperk ontmoeten, een beschaafden, waarheidslieven den,
menschelijken en niet een ruwen vandaalschen strijder te zullen vinden,
en ik vertrouw dit te meer, omdat toch de geheele zedelijke schatting
van het lichaam, waartoe gij behoort, van het gedrag zijner medeleden
afhangt.
//Daarom wend ik mij clan ook thans tot u, u ten bewijze, dat mijn
Yrijmetselaarsleer mij dwingt, zelfs een hevigen vijand, — zoo lang
dit slechts kan, — met zachtmoedigheid en liefde te keer te gaan.
//Veroorloof mij dus ii te zeggen, dat gij u, in uw laatste blad, zwaar
en wel even onvoorzichtig als liefdeloos, tegen mij vergrepen helit.
//Ik beu niet gewoon, — dit kan u toch uit de geschiedenis der sticn-
ting van de Loge Pod Nnhila Lnx niet onbekend wezen, — met gesloten
vizier te strijden. Schreef ik dus in de l)arjeraad, ik zou mijn naam als
— 72 —
schrijver evenmin hierbij verbergen, als ik dien bij mijn nnhings uitge-
geven TapiHtrMö.rnHfj helj verzAvegen.
//Op mijn woord van eer verklaar ik u dus, noch Redacteur noch
de schrijver, noch zelfs een van de medewerkers van dit tijdschrift te
zijn ! En nu zult gij het beseffen hoe onkiesch, neen, hoe onrechtvaardig
het is, mij openlijk en, in mijn persoon ook mijn Loge verantwoordelijk
te stellen, voor hetgeen anderen geschreven hebl)eu.
//Wilt gij mij dus aanvallen, zoo val mijn TuplHcrhlürniKj aan; daarvoor
ben ik der wei'eld verantwoording schuldig, en gij zult mij bereid vinden,
om u steeds met de den vriend van waarheid, welke het licht niet schuwt,
eigen zachtmoedigheid te weerleggen, of openlijk te belijden, dat gij mij
een helderder licht hebt aangewezen, en u voor uw leer hartelijk te be-
danken ; want de vriend der waarheid wil slechts waarheid en niet geweld-
dadige rechthebberij !
//Maar met welk recht valt gij nu, op eeu enkel uit de lucht ge-
grepen leugenachtig hooren zeggen, mij aan, voor eeu tijdschrift, dat
ik niet schrijf, niet redigeer, en waaraan ik niet medewerk?
//Ik wil gelooven, dat het in u overijling, en niet boos opzet was.
Maar dan mag ik ook van uw rechtzinnigheid verwachten, dat gij ii zult
haasten, om uw misslag onverwijld in uw volgend blad te herstellen ! Sta
mij toe, u te zeggen, dat ik het aan mijzelven en aan de Loge Font
Nnbila Lux verschuldigd l)eu, dit van u te vorderen! L^w onverhoopte
weigering immers zou mij anders tot mijn leedwezen dwingen, deze
wettige machten in te roepen, welke met het recht zijn uitgerust, de
waarheid te onderzoeken, en den gehoonde voor het oog der wereld
gerechtigheid te verschaffen.
//In deze mijn billijke verwachting, heb ik de eer, enz."
Uit dit schrijven kan men zien, dat Br.". Polak het nogal hoog
opnam, en dat hij, ofschoon het tijdschrift de Dageraad, alhoewel onder
anderen vorm, hetzelfde verkondigde, wat hij in zijn cursussen in de Loge
doceerde, toch niet bekend wihle staan, als medewerker aan dat tijdschrift,
hetgeen wij, op zijn zachtst genomen, nog al kleingeestig vinden.
Ofschoon men van de onpartijdigheid van de Redactie van het Maconniek
Weekblad de plaatsing van bovenstaanden brief van Br.'. Polak had
mogen verwachten, .scheen de ma(;onnieke censuur dien afgekeurd te hebben,
waarschijnlijk, omdat er zinsneden in voorkwamen, die den BBr.\ de oogen
hadden kunnen openen. Kr moest echter toch iets gedaan worden, daar
men wist, dat Br.-. Pot,ak zich niet zoo gemakkelijk zou laten afschepen,
en hij juist (l(>^inau was, die een zaak consequent wist door te zetten.
Om )iu echter niet te herroepen, wat men in het vorige nummer gezegd
had, noemde de Redactie van het MncoHiiiek Weekblad den brief van Br.'.
Polak hartstochtelijk, en liet zij daarop volgen: //het komt ons het
geschikste voor, een daarop betrekkelijke zinsnede (//Men wil, dat hoofd-
— 73 —
redacteur zal zijn M. S. Polak," enz.) uit ZEd/. schrijven hier letterlijk
te laten volgen: //Op mijn woord van eer verklaar ik ii, noch de
schrijver, noch zelfs een van de medewerkers of inzenders van stukken
in dat tijdschrift te wezen!" En hiermede stappen wij van de zaak
af en willen er liever niet op terugkomen."
Aldus de verdediging van het Macoimick Weekblad. iNIen wilde er
liever niet op terugkomen ! Een probaat middel, om zich van zijn tegen-
partij af te maken. Het heeft der Redactie van het Maronulek Weekblad
zeker gegriefd, van haar tegenpartij te moeten vernemen, dat de Orde
hem leert, zijn vijand te beminnen; zij vreesde waarschijnlijk, dat als de
brief van Br.'. Polak in zijn geheel geplaatst ware geworden, de wel-
denkende BBr.'. zich een beter denkbeeld vau den man zouden gevormd
hebljcn, dien zij en haar lastgevers trachtten te verguizen, omdat hij de
Orde tot haar oorspronkelijk standpunt wilde terugbrengen, en het niets-
beteekende vormspel, waarvan de Orde toenmaals overvloeide, in zijn Loge
had afgeschaft. Was het haar onkunde op maconuiek gebied, of kwade
trouw, die haar tegenover een eerlijken tegenstander aldus deed handelen?
Wij willen het eerste veronderstellen, maar wij beklagen de Orde, dat haar
orgaan zoodanig onder censuur .stond en nog staat, dat zelfs advertentiën
van maconnieke werken, die niet met toestemming van het Groot-Oosten
latgegeven zijn, daarin niet mogen geplaatst worden '). Men praalt met
het epitheton vrij, en gaat gel)ukt onder den plak vau een verbod, dat
aan Vrijmetselaars verbiedt te onderzoekeu, en zoodoende de waarheid te
leeren kennen.
Ten bewijze, dat de houding van het Macotimek Weekblad in deze de goed-
keuring niet kon wegdragen van eenige weldenkende BBr.., moge de volgende
brief dienen, die door eenige leden van de Loge te Batavia aan de Redactie
van genoemd blad gericht, maar niet opgenomen werd, zoodat zij zich
tot de Redactie van het maandwerk De Dageraad moesten wenden, met
verzoek dien in haar tijdschrift te plaatsen.
//Aan de Redactie van het Maconuiek Weekblad. In het door u mtge-
geveu wordend Maconuiek Weekblad, wordt bij N«. 45, 4'ie jaargang,
(15 November 1855) onder het hoofd „Litteratuur," een l)ericht aange-
troffen, wegens een bij den boekhandelaar F. Gunst te Amsterdam aan-
gekondigde uitgave van een tijdschrift, getiteld: De Dageraad.
//Li een gewoon dagblad geplaatst, zouden wij, met het oog op de
bekende partijzucht en eenzijdigheid van het meerendeel der periodieke
pers in Nederland, het bericht op de wijze, waarop het is gesteld, met
een schouderophalen hebben voorbijgegaan. Li een blad echter als het
uwe, dat gewijd aan de heilige leer, die wij beoefenen, zich ten doel stelt,
de BBr.-. voor te lichten, mocht dat bericht van meer beteekenis voor
ons zijn, en bij het leedwezen en de lievreemding, welke de lezing van
') Zie de noot op bU. 68.
— 71 —
hetzelve, zoowel door den aard als de strekking, bij ons te weeg bracht,
de vraag doen ontstaan, in hoeverre door zoodanige aankondiging gehan-
deld is, overeenkomstig de algemeene lessen van liefde, verdraagzaamheid
en bedachtzaamheid, welke de Orde ons voorschrijft.
«Het zij ons veroorloofd, u deswege, met de aan onderlinge handelingen
van BBr.'. onzer Orde eigen openhartiglieid en gemoedelijkheid, onze op-
merkingen mede te deelen.
//Het bedoelde l)ericht toch is in ons oog van dien aard, dat het bij
de aankondiging aan de BBr.'. van het nit te geven tijdschrift al dadelijk
een veroordeeling bevat, zonder dat nog gronden bestaan of opgegeven
worden voor een oordeel, anders dan de vermelding, dat het tijdschrift
//kennelijk gericht is, om de leer des Christemdoms, immei"s het geloof
aan Christus, te ondermijnen, en dat men wil, dat hoofdredacteur zal zijn
M. S. Polak, en medewerkers eenige leden van de vereeniging Pod
Nnhila Lt'x."
//Tegen deze laatste zinsnede is, zooals wij uit een nader beineht in
Nt>. 46 van het weekl)lad zien, de l)etrokkeu ^I. S. Polak zelf opgekomen,
en wij vreezen, dat de bewering, dat leden van Pod Nuhila Lux mede-
werkers zullen zijn, evenmin gegrond zal wezen, omdat een en ander
schijnt voortgevloeid te zijn nit een meu fciï, en dus uit een bloot ge-
rucht. — Bestond dus zelfs hier geen schijn van waarheid, dan vragen
wij u in genioede, of het passeud en overeen te brengen is met de alge-
meene beginselen onzer Orde, om op bloote geruchten of verondersteUingeu,
namen of personen bij een zaak te betrekken?
//Op zich zelf beschouwd is het mengeu van personen met zaken, om
die- op elkander invloed te doen oefenen, vooral bij openbare aangelegen-
heden, een verwerpelijk stelsel, en wij moeten daarom ook verder de vraag
opperen : of, indien al genoemde Polak of leden van Pod Nuhila Lux
bij de redactie van het tijdschrift De Dageraad betrokken waren, dit in
aanmerking genomen mocht worden bij het over dat tijdschrift te vellen
oordeel, wanneer inhoud, doel en strekking van het geschrift zich als nuttig
en aannemelijk doen kennen.
//Een gemoedelijke overweging zal u die vraag voorzeker met ons ont-
kennend doen beantwoorden.
//Wat het iiit te geven tijdschrift, en dus de zaak zelve betreft, hebben
wij naar de door u vermeende kennelijke richting van hetzelve onderzoek
gedaan in den inhoud van het prospectus, het eenige wat nog van het
tijdschrift is uitgegeven, het eenige wat dan ook voor u gronden tot be-
oordeeling kon opleveren, en dat onderzoek heeft ons doen zien, dat de
uitgave van het tijdschrift voornamelijk de strekking zal moeten hebben,
om de dwalingen der .-ooye««ffw/cfê christelijke kerkgenootschappen of secten,
dweepers en bedriegers, die zich daaronder als kweekers van onverdraag-
zaambeid en godsdiensthaat vertoonen, tegen te gaan, om vooroordeel,
bijgeloof en kerkelijke misbruiken te bestrijden, en ter bereiking van dat
— 75 —
doel de studiën der natuunveteuscliappen te bevorderen, als het eenige
middel oin lichtgeloovigheid tegen te gaan, de rede op te wekken en den
oorsprong aller dingen te leeren kennen.
//Zietdaar in liet kort, wat het prospectus ons als het doel van het
tijdschrift doet kennen, en wij moeten verklaren, dat, hoe wij die woorden
ook overwegen, wij daarin geenszins kunnen vinden de kennelijke richting,
om iets van de leer van het (Jhristendom te ondermijnen of het geloof
aan Christus te verzwakken. Er wordt gesproken van dwalingen der kerk-
genootschappen, van kerkelijke misljruiken, van vooroordeel en bijgeloof;
en zoo het tijdschrift zich bepaalt, om die met de door hetzelve voorge-
stelde wapens te bestrijden, dan dunkt ons, dat het geheel zal werken in
den geest onzer Koninklijke Kunst, die ook geroepen is, om door de
rede en het verstand, menschelijke dwalingen, bijgeloof en vooroordeel te
bekampen en plaats te doen maken voor natuurlijke waarheden, die tot de
hoogste waarheid voeren moeten.
//Onzes inziens zal het tijdschrift, in de aangedidde richting werkende,
voldoen in een reeds dringend gevoelde behoefte vau den tijd, die, dan
terecht, meer en meer in de natuurkennis het middel zoekt, om te geraken
tot hooger volmaking van den mensch, en wij knnnen ii verzekeren, dat
menigeen met ons alhier de uitgave vau het tijdschrift toejuicht en met
verlangen te gemoet ziet, terwijl wij vermeenen, dat het tijdschrift onze
Orde juist de hand zal kunnen reiken, om meer dadelijk op de profane
wereld werkende, het door onze Orde gestelde groote oogmerk te bereiken,
of wel nabij te komen.
//Op de voorgaande beschouwingen, die wij gaarne aan uw beter en zeker
meer verlicht oordeel onderwerpen, komt het ons voor, dat de aankon-
diging van het tijdschrift in uw weekblad zich had kimnen bepalen tot
een bloote aankondiging, zoo die noodig was, en dat met de Ijcoordeeling
en het oordeel had kunnen gewacht worden totdat het tijdschrift zelf
verschenen en daaruit gebleken was, in hoeverre de' redactie al dan niet
getrouw is aan haar programma en aan het door haar vooruitgezette be-
ginsel : dat niet moet worden afgebroken, zonder op vasten grondslagen
weer op te bo\iwen.
//Nu echter is het oordeel, dat gij reeds uitgesproken hebt, vooral met
het oog op de daarbij geplaatste diciitregels, onzes inziens, niet vrij te
pleiten van voorbarigheid en van de strekking, om verdacht te maken,
een stelsel, dat ongelukkig in Nederland in de laatste jaren zoo ruimschoots
is gehuldigd geworden, en dat Avij ongaarne ook in een weekblad en
wellicht daardoor ook in onze Orde zonden zien indringen. Partijzucht
is toch daaraan onvermijdelijk verbonden, en onverdraagzaamheid is er de
vracht van.
//Wij moeten het aan u overlaten, om, met de hand op het hart, de
hiervoren gestelde vraag te beantwoorden, in hoeverre door uw aankon-
diging van het tijdschrift JJe J)a//eraad gehandeld is, overeenkomstig de
— 76 —
bij onze Orde geleerde lessen van liefde, verdraagzaanilieid en bedacht-
zaamheid, vooral wanneer in aaunierking' genomen wordt, dat uw blad,
uit den aard der zaak, een beperkten kring van lezers vindt ; dat het
bericht daardof)r wellicht niet onder de oogen der redactie van i^e 2>öyéTü!aö?
zal komen, en dat deze, dus onbekend met de besehuldiging, zich daar-
tegen niet zal kunnen verantwoorden.
/,De Orde leert ons ook waarheden te huldigen, die, in de algemeene
en hoogere beteekenis van het woord, iu verband tot de ous bekende
letter G.'., veronderstelt een voortdurend streven om zich voor zelfmis-
leiding te hoeden, zich niet door schijn en valsche redeneeringeu te laten
verschalken, zich wel te wachten datgene als onomstootelijk waar te be-
schouwen, wat nog niets meer dan waarschijnlijk is, of voor waarschijnlijk
te houden, wat slechts mogelijk, ja wellicht slechts denkbaar is.
iiDie leerstelling hebt gij l)lijkl)aar, en zoo wij hopen onvoorbedachtelijk
uit het oog verloren bij het door u geplaatste bericht, en hierop weuschten
wij II te wijzen met dit lictoog, in het belang van uw Weekblad en in het
welbegrepen belang der ous dierbare Orde, die u als haar orgaan erkent ;
daar zoodanige berichten in uw Weekblad zijn waarde zouden verminderen,
en allicht den schijn zouden daarstellen, dat de beoefenaars der Konink-
lijke Kunst zich niet kunnen vrijmaken van de gebreken der profane wereld.
//Wij eindigen hiermede, het aan u overlatende om, met het oog op
onpartijdigheid en op den blaam, door u op het tijdschrift de Urif/eraad
geworpen, van dit geschrift zoodanig gebruik te maken, als gij zidt noodig
achten, en zullen van onze opmerkingen mcdedeeliugen doen aan de
Redactie van gezegd tijdschrift.
//Namen doen, onzes inziens, niets af, waar het zaken van algemeen
belang geldt, en wij teekenen ons daarom slechts met broederlijke onder-
scheiding: enz."
//Batavia, Februari 1856."
Gelijk wij rcetls zeidoi, werd deze brief niet in het Mamunkk ireekhlad,
maar A\el in het maandwei-k dr Dat/rrnad geplaatst. De Redactie van
het eerste was blijkbaar )\iet zeer ingenomen met het bewuste versje:
//Een vriend, die mij mijn feilen toont" enz.
De lezer vergeve ons ■ deze kleine uitweiding, die wel is waar niet
rechtstreeks met de gesehieilenis van I'od XidjUa Lux in verband staat,
maar hem een staaltje geelt van den bekrompen geest, die in alles, wat
van de officii-ele Vrijmetselarij xiitging, heerschte, en waarin een verloo-
chening van de zuivere maconnieke beginselen ten duidelijkste doorstraalt.
Vatten wij uu ih'u draad weer op.
De blijken van tegenwerking en verregaande onbeleefdheid, die Pont
Nubila Lii,r herhaaldelijk van het Groot-iiesogne moest ondervinden, werden
intusschcn grootendeels vergoed door de voortdurende blijken van belang-
stelling van het buitenland. In 185i werd er onder anderen een schrijven
- 11 -
van de Gronse Lfn/(Je>sloi/e van Saksen ontvangen, waarin een groote toena-
dering tot I'usi Niibila Lu,r, doorstraalde, en niet onduidelijk werd te
kennen gegeven, dat de BBv.-. van Pod Niihila Lux toegang tot de
saksisclie Loges hadden, li' 1S55 werd Br/. J. C. Reckleben, gesub-
stitueerd Meester van Pont Niibilu Lux, door de Loge Tm Clemente Amitié
in het O.', van Parijs tot geaffiliëerd en correspondeerend lid benoemd,
terwijl van den kant van Post Nuhïla Lux aan de hoofdofficieren van
genoemde Loge het eerelidmaatschap aangeboden, en werd dat door hen in
dank aangenomen. Voorts werd Br.-. Decheveal' Dumesnil, die vroeger
reeds tot eerelid van I^ost Nnlila Lux benoemd was, tot vertegenwoor-
diger van Pud NnbUa Lux te Parijs erkend, tenvijl van den kant van
Pod Nuhila Lux aan de Loge La Cleuieide Aviitié te Parijs het verzoek
gelicht werd, dat ecu van haar leden tot vertegenwoordiger der parijsche
Loges bij Pod KMla Ljix benoemd werd, hetgeen tengevolge had, dat
al de toenmalige leden der Ijestiiurscommissie van Pod Nuhila Lux door
de Loge La Clviueute Aiuitic tot correspondeerende leden werden aangesteld.
Met liet oog op de sympathie, welke de Loge Post Nuhila Lux meer
en meer in het liuitenland ondervond, en met den wenscli bezield, om
de ongunstige spanning, welke tusschen haar en het Groot-Oosten van
Nederland bestond, op de meest minzame wijze idt den weg te ruimen,
werd besloten andermaal tot de Loges in Nederland een zendbrief te
richten, en haar te vragen of de twist tusschen liet Groot-Oo.sten der
Nederlanden en de Loge Post Nuhila Lmx moest blijven voortduren.
Deze zendbrief, die onder dagteekening van 31 Maart 1856 verzonden
werd, was van den volgenden inbond :
,/Z.-. \V.-. BBr.-. I Van verschillende kanten de beschuldiging gehoord
hebbende, dat wij nooit eenigen stap zouden gedaan hebben, om ons met
u te vereenigen, en dat wij dus de schuld dragen van de verwijdering,
die er tusschen ons bestaat, — een verwijdering, die, de tijd zal het u
leeren, in het Buitenland, en vooral na het verschijnen van het door ons
in de duitsche taal, bij Br.'. F. GüxsT alhier uitgegeven werk : Die Tapis ot
FefHariuff van het Tahleau, meer indnik maakt, dan gij wellicht denkt, —
zoo hebben wij het besluit genomen, u feitelijk te overtuigen, dat zoo-
danige beschuldigingen, door wien dan ook tegen ons uitgebracht, geheel
ongegrond zijn.
//Vaak immers hebben wij van onzen kant reeds pogingen aangewend,
om aan dien toestand van spanning een einde te maken, en nog zijn wij
bereid, voor een vereeniging al die offers te l)rengen, welke met eer
en pliclit bestaanbaar zijn, en dus alle billijke voorwaarden aan
te nemen.
//Daar gij nu weldra weer tot een Groot-Oosten zult bijeenkomen, en
wij, om bovengemelde redenen, besloten hebben, ons nogmaals tot de
Vergadering van het Groot-Oosten te wenden, oordeelden wij tevens hier-
— v8 —
van \ooraf aan alle uetlerlaiidselie Zusterloges te moeten kennisgevcn, en
haar medewerking en tiissohenkomst tot het bevorderen en tot stand
brengen van een vereeuiging tnsschen ons, in te roepen; want zal dit doel
bereikt worden, dan is de medewerking van welwillende Zusterloges op
dit Groot-Oosten noodzakelijk.
^/Zonder de hiüp, de tusschenkomst en de medewerking van weldenkende
Zusterloges kimnen wij van onzen kant bezwaarlijk iets meer doen.
//Zullen wij nu deze hulp, deze medewerking tot een zeer edel doel,
vruchteloos bij \i ingeroepen hebbeu ? Zullen wij ouder onze landgeuooten
minder broederliefde en warme bescherming vinden, dan wij ouder de
buiteulandsche Loges gevonden hebben ? Het zij verre van ons, zoo onedel
over u te deukeu !
//Wij vertrouwen dan ook op uw liefderijke medewerking tot bereiking
van het groote doel! Wij vertrouwen, dat gij den vrede even ernstig
begeert als wij, en is dit zoo, dau kan een vereeuiging zeer spoedig
plaats hebben.
//Wij rekenen dus op uw liefderijke medewerking ; rekenen er op, dat
uw wijsheid en liefde uiet zal vragen: //AVat is er geschied-'" maar:
// W at moet er thans geschieden, om het gebeurde te
herstellen?"
//Onder toewensching van 11.'. Z.-. \.\ ! enz."
Deze zendbrief werd op othcieuse wijze l)eautwoord door een lid der
Loge De Drie Kolonimen te Rotterdam, waarin de schrijver zijn volle
sympathie voor de IjOge Poü Kiihlla Lii.v te kennen gaf, en namens het
meerendeel der leden zijner Loge verklaarde, dat zij van harte gaarne
een toenadering tusschen de nederlaudsche Loges en de Loge Post Nulila
Lux zouden zien. Dergelijke officieuse antwoorden kwamen onder anderen
ook in van de Loges te Breda, Deventer en Maastricht ; geen enkele Loge
had echter den moed, dezen zendbrief officieel te beantwoorden.
Terwijl zich zoodoende een meer verzoeuenden geest ouder de EBr.".
in Nederland, die inmiddels door de uitgave van het op blz. 68 vermelde
werkje: Wat ü Vrij met-sela rij? enz., zich op de hoogte hadden kunnen
stellen van den waren toedracht der zaak, ging men in het buitenland
voort de zaak van Post NnhUa Lux met kracht te bepleiten. Br.'. Dr.
Leutbec'Iier te Erlangen, onder anderen gaf in IS 56 onder den titel;
Die Grande Besoyne der XieilerJande loul die Loye l'ost Nubila Lux im.
0.\ vo)i Aimterdam, een brochure uit, waarin hij den handschoen voor
Post Nuhila Ijix opneemt, en bij de duitsche Loges aandringt, die Loge
op den weg vau haar hervormend streven te volgen. In datzelfde jaar
betuigde Br.\ Alberï Redlich, Groot-Secretarts der Groot-Loge te
Bayreuth zijn volle sympathie voor de pogingen door Post Nuhila Lux
aangewend, om de Vrijmetselarij uit den staat van verval, waardoor zij
lüt onkunde van het ware doel verzonken was, weer op te heften.
^ n -
De Loges ia onze overzeesohe Ijezittiug-eii lieten zicli eveninlu onljetuigd ;
van verscliillende kanten ontving Pod NvhUu Lnx de ondubbelzinnigste
Ijewijzeu van adhesie aan liaar l)eginselen, en werd aan verseheiden
BBr.*. aldaar het eerelidmaatschap aangeboden, dat met dankbaarheid
aanvaard werd.
Het door ])ovenvermelden zendbrief verkregen resultaat beantwoordde
intusschen in geeneu deele aan de verwachting, en ten einde de BBr/.
Vrijmetselaren in Nederland in de gelegenheid te stellen, van hnn sym
pathie voor de Loge Post Niihila Lmv te doen blijken, werd besloten een
tweeden zendbrief, dezen keer echter niet aan de Loges zelven, maar aan
de verschillende leden der nederlandsche Loges individueel te zenden,
daar men terecht moest veronderstellen, dat verreweg de meeste Voorzit-
tende Meesters hun leden volstrekt niet met den inhoud van bedoelden
zendbrief bekend gemaakt hadden.
Deze zendbrief, die in Januari ]857 verzonden werd, luidde als volgt:
//Van verschillende kanten is ons de sympathie ter kennis gekomen,
welke weldenkenke BBr.-., in bijna alle steden en gewesten des vaderlands,
voor de Loge Pod Nnhila Lnx aan den dag leggen, eu het is ons hieridt
gebleken, dat bij velen de weusch bestaat, de resp. nederlandsche werk-
plaatsen eenmaal van het licht van Post Nubila Lux doordrongen te zien !
Meer en meer zijn wij daardoor dan ook tot de overtuiging gekomen,
dat de groote hinderpaal tot een vereeniging van Post Nnhila Lux met
de respectieve nederlandsche Zusterloges in de drie volgende omstandig-
heden moet gezocht worden.
//l". In de onhehendheld met de eigenlijke principiën en de wijze van
arbeid der Loge Post Nnhila Lux ').
//2°. In den tef/enstand van een tegen ons gestemde partij, uit onder-
scheiden Voorzittende Meesters, met een gedeelte hunner Hoofd-Officieren,
samengesteld.
') Daartoe bevelen wij de lezing van de navolgende, over den waren geest, de
strekking en de bedoelingen van Post Nubila Lux, het helderste, licht verspreidende
werken aan.
lo. Wat is Vrijmetselarij, en hoe wordt cij in Nederland gehandhaafd, door
Dr. M. S. Polak, uitgegeven bij F. Gunst. 2°. Wat gaf aanleidmg tot de stichting
der Loge Post Nubila Lux, door Dr. M S. Polak, uitgegeven bij Gebr. Diedfrichs.
30. Ble Grande Besogne der Niederlande, -und die Loge Post Nubila Lux, von Br.".
Dr. Leutbecher in Erlangen ; in Commission. bei F. Gunst. 4o. De Wet der Loge
Post Nnhila Lux, bij F. Gunst. 5° Lie Tapis in ihrer historisch-paedagogischen ,
wissetischaftlichen und moralischen Bedeutung, ader: Geschichte der Urreligion als
Basis der Freimaurerei, von Dr. M. S. Polak, Amsterdam, bei F. Gunst. 60. Jiie
Vnsterhlichlceitsfrage, vermittelst einer neuen pMlosophischen Grundlehre, und nach
vorhcrgegangener Widerlegiaig aller materialistisch en Schv.len, heantxoortet von Dr. M,
S, Polak, Arasterdam bei J. M. E. Meijer.
— 80 —
3o. Tu de schroomvalligheid van versclieiclen betergezinde BBr.-., die,
omdat zij Imn sympathie-genoten voor de Loge Fost Niibila Lm- niet
kennen, zich verbeelden allee/i tegenover de machtige, tegen ons gerichte
partij te staan, en daarom deels hioi hraclteii wantrouwen, deels xoov hun
profane betrekkingen vreezen !
/,Tot deze laatstgemelde BBr.-. is het dan ook, dat de Loge Posif i\'7«iïZa
Lux thans het woord richt. Ook deze rechtzinnige BBr/. wil de Loge
Post Nnhila Lux — als welke Loge immers het licht niet voor zich alleen
fezocht heeft — volgaarne helpen; maar zij kan dit olleen ahdan doen,
wanneer deze BBr.'. het voorbeeld der BBr.'. van de Loge Poü Nnhila
Lmx ter harte nemende, zich zeken helpen en met haar medearbeiden
willen.
,/Er bestaat, zeiden wij, bij vele edele BBr.-., in de verschillende steden
des vaderlands, wantrouwen op hun krachten en vrees voor hun profane
betrekkingen, omdat zij gelooven alleen en geïsoleerd tegenover de krachtige
tegenpartij te staan; welnu: //Eendracht maakt ]\Lacht!"
//Wanneer gij dus, geliefde BBr.'. ! uw sympathie-genoten voor de Loge
Post Nubila Lux zult hebben leeren kennen, dan zult gij niet meer alleen
staan, maar door eendrachtig met hen en ons te handelen, de onthrekende
wacht vinden, niet om de bestaande orde der dingen omver te werpen,
maar om de vereeniginrj van de Loge Post Nnhila Lux met de nederlaudsche
Zusterloges /* helpen bevorderen !
,/Gij hebt dus noodig, beminde BBr.'. ! uw sympathie-genoten voor de
goede zaak te kennen : welnu, u en ons hiermede bekend te maken, is het
doel van dit broederlijke zendschrijven.
//Wij verlangen namelijk, dat allen, welke dit geschrift lezen en u-aarlijk
sympathie voor de Loge Post Nubila Lux, gevoelen, hun naam en hun
woonplaats aan den Secretaris ') onzer Loge opgeven, opdat wij later,
altijd nog onder het zegel des geheim s, behoorlijke naamlijsten der sympa-
tiseerenden opmaken, en de sympathie- genoten ///^/ é-Z^-r^wf/e;" bekend maken
kunnen, ten einde, na langs dien weg een bepaald overzicht over het
getal onzer medestanders, en dus ook over onze krachten, verkregen te
hebben, een persoonlijke bijeenkomst te knnnen houden, en met gemeen-
schappelijk beleid de middelen te beramen, om het gewenschte doel te
bevorderen.
//De Loge Post Nubila Lux vermeent van zulk een beraden, geoorloofden
en alleszins mannelijken stap van wakkere, zelfstandige BBr.'. het beste
gevolg voor de Orde over het algemeen, en voor de nederlaudsche werk-
plaatsen in het bijzonder te mogen verwachten; en is u, beminde Br.'.!
het verband en de eigenlijke beteekeuis der beide wensch-formulieren.
W.*, K.*. S.'., H.-. Z.'. V.'., gelijk ons, bekend, dan zal de venvachting,
welke de Loge Post Nubila Lux van het edeler gedeelte harer BBr.',
') Den Br.', F. Gunst, Boekhandelaar-Uitgever te Arasterdam.
Met nog twee Afleveringen van gelijken omvang, die
spoedig zullen verschijnen, is dit werk compleet.
PLEASE DO NOT REMOVE
CARDS OR SLIPS FROM THIS POCKET
'j Gunst, Frans Christiaan
,30 De onafhankelijke Vrij-
A68G34 metselaars-loge Post Nubila
Lux te Amsterdam